Aanleg en uitleg van Huygens’ tuin
Titel:
”Hofwijck. Het gedicht en de buitenplaats van Constantijn Huygens”,
Auteur: Ton van Strien en Kees van der Leer (red.)
Uitgeverij: Walburg Pers, Zutphen, 2002
ISBN 90 5730 188 1
Pagina’s: 160
Prijs: € 14,95. In deze tijd is er veel belangstelling voor tuinen. Er zijn speciale voorbeeldtuinen en mensen die hun privé-lusthof openstellen, zijn van publiek verzekerd. Het is nog niet zo lang geleden dat symmetrie in tuinen werd beschouwd als burgerlijk, saai en uit de tijd. Symmetrie werd aangetroffen in historische tuinen en bij een enkele particulier die tegen het tij inging. Nu zijn geometrische patronen helemaal terug. Constantijn Huygens maakte voor de tuin bij zijn buitenhuis in Voorburg een heel bijzonder ontwerp. Hij heeft zich met hart en ziel gestort op de aanleg ervan. Zelf schrijft hij erover: „De sleutel van mijn hart is die van deze tuin.”
De nieuwe uitgave van ”Hofwijck” bevat een bijzonder gedicht van een bijzondere man over een bijzondere tuin.
Eerst de man. Constantijn Huygens (1596-1687) kennen we als de secretaris van de Oranjes die zijn leven lang geschreven heeft. Korte en lange gedichten. Satirische en wetenschappelijke stukken. In het Latijn, maar ook in het Nederlands. Vele, vele brieven. Als secretaris van Frederik Hendrik vergezelde hij zijn heer ’s zomers op veldtocht. Hij schreef overal, en overal over. Een veelzijdige man die van veel dingen meer dan een beetje wist.
Dan de tuin. Huygens woonde in het drukke Den Haag en had behoefte aan een plek waar hij zich kon terugtrekken. Hij kocht een stuk land aan de Vliet bij Voorburg en maakte samen met bouwmeester Jacob van Campen plannen voor een (klein) huis en een (grote) tuin. Begin 1642 werd het geheel feestelijk in gebruik genomen. Het ontwerp van het buiten is gebaseerd op de verhoudingen van het menselijk lichaam. Zo brengt Huygens met Hofwijck een hommage aan de Schepper. De plattegrond is bijna volmaakt symmetrisch.
Zelfspot
Ten slotte het gedicht. Het boek ”Hofwijck” bevat het lange (2824 regels) gedicht dat Huygens in 1651 voltooide. Hij wilde graag dat men zou weten wat er allemaal schuilgaat achter het ontwerp van zijn buitenplaats. ”Hofwijck” voert de lezer naar alle hoekjes van de tuin, en Huygens keuvelt onderweg over alledaagse dingen zoals de schuiten die in de Vliet passeren en de herkomst van de hoge dennen. Maar naar aanleiding van wat er in de tuin te zien is, snijdt hij ook onderwerpen aan als het huwelijk, de twee boeken van God (de Bijbel en de natuur) en de menselijke hang naar afwisseling. Hij maakt de lezer deelgenoot van zijn kijk op het leven, en dankzij de zelfspot („’k Maak gaarne iets van niets”) en de lichte toon is het geheel goed verteerbaar voor een moderne lezer.
Zijn zelfrelativering gaat zover dat hij de waarde van het gedicht aan het eind totaal verwerpt en de lezer troost met de voetnoten (rond de 200 citaten uit werk van Griekse en Latijnse auteurs). De waarde van de klassieken is immers boven verdenking verheven! In deze uitgave zijn die citaten overigens weggelaten. De argumenten daarvoor overtuigen mij niet.
Het gedicht is door Ton van Strien zo veel mogelijk overgebracht in hedendaags Nederlands. Hij hield zich daarbij aan één beperking: het oorspronkelijke metrum en de rijmklanken moesten behouden blijven. De lezer heeft waar nodig een voetnoot tot haar of zijn beschikking. Verder is gezorgd voor korte samenvattingen die aan het begin van iedere nieuwe passage afgedrukt zijn. Ze fungeren als rustplaatsen voor de ogen, omdat de weg van bijna 3000 versregels anders onafzienbaar lang zou zijn.
Toegankelijk gemaakt is de tekst van Huygens dus. Zeker, maar daarmee is hij niet gemakkelijk te lezen. Huygens vraagt wat van zijn lezers, maar dat mag ook. Voor zijn tijdgenoten was dat trouwens niet anders.
Spoorlijn
Het boek ziet er aantrekkelijk uit. Veel illustraties, waaronder foto’s van hoe de wijkplaats van Huygens er tegenwoordig uitziet. Want Hofwijck bestaat nog steeds. Wie per spoor vanuit Gouda Den Haag nadert, kan het links van het spoor zien liggen, net voor station Voorburg. Die spoorlijn is er overigens de oorzaak van dat het symmetrische grondplan ernstig geschonden is. In 1868 heeft Groen van Prinsterer, de toenmalige eigenaar van Hofwijck, nog fel tegen de plannen geprotesteerd, maar het mocht niet baten.
Kees van der Leer heeft meer van dergelijke wetenswaardigheden opgedoken in de archieven, en hij dist de bewogen geschiedenis van het buiten op een smakelijke manier op. Het is spannend om te lezen hoe Hofwijck met veel moeite van de ondergang werd gered. Er was tot sloop besloten, en de inderhaast opgerichte Vereniging Hofwijck had niet genoeg geld om tot aankoop over te gaan. De lezer zij gerust: het loop goed af. Zoals het hoort komt de redding uit onverwachte hoek, en sinds 1914 is Hofwijck in veilige handen.
Tegenwoordig is het goed bewaarde Hofwijck een museum, waarin je als het ware te gast bent bij Constantijn Huygens en het werk kunt bewonderen van zijn geniale zoon Christiaan, de uitvinder van het slingeruurwerk.
Ik eindig deze bespreking met een citaat (r. 274-278). Huygens verlustigt zich in de beschutting en de warmte van zijn huis. Hij kan peinzen en lezen, terwijl buiten de elementen woeden.
En bij de lekkernij van dit staag-stervend leven
heb ik altijd geteld het dubbele geniet
van iets verheugelijks op ’t kantje van verdriet:
op ’t kantje, zonder schroom, zó dat steeds and’ren smaken
hetgene mij genaakt en niet en kan geraken.