Gebakkelei over stijl en stigma
Chiel Jan van Hofwegen improviseert graag in de stijl van Buxtehude. Martin Mans bedient zijn publiek liever van populair orgelspel. Beiden noemen een ochtend „vriendschappelijk bakkeleien” over verschillende stijlen en akelige stigma’s verrijkend.
Het bleek niet eenvoudig een gesprekspartner voor Martin Mans te vinden. De ene na de andere vertegenwoordiger van het puriteinse kamp weigerde zijn medewerking aan het initiatief. Reden: het heeft geen zin om zo’n gesprek aan te gaan, de werelden liggen te ver uit elkaar.Martin reageert laconiek: „Het bevreemdt me niet. Maar het zegt meer over hen dan over mij. Kijk, je kunt het met elkaar oneens zijn over de stijl die je hanteert, maar je kunt elkaar toch respecteren als mens? Ik zoek graag naar dingen waarin je elkaar kunt vinden.”
Chiel Jan van Hofwegen nam de uitnodiging wél aan. „Ik vind dat je zo’n gesprek aan moet gaan, ook als je het ontzettend met elkaar oneens bent. Ga je zo’n ontmoeting uit de weg, dan leer je elkaar nooit beter kennen, en daar help je de discussie niet verder mee.”
In welk muzikale kamp je terechtkomt, heeft ook te maken met keuzes, zegt Chiel Jan. „Ik weet nog goed hoe ik als jongen in een muziekwinkel met twee cd’s in m’n handen stond: één van Klaas Bolt en één van Martin Zonnenberg. Ik moest kiezen. De keus viel op Bolt. Het was een van de redenen waardoor ik helemaal op het puriteinse spoor ben beland.”
Hij moest in die tijd helemaal niets van populaire organisten hebben. „Ik was ongelooflijk anti-Martin Mans. Als jongens op de fiets naar school ruzieden we daarover. We hadden het niet over voetballers maar over organisten. En ik dweepte dan met mannen als Bolt en Bram Beekman.”
Martin Mans was in die tijd voor Chiel Jan een fenomeen waartegen hij zich verzette zonder hem echt te kennen. Richting Martin: „Ik was een keer met mijn orgelleraar Henk van Egmond op de Wegwijsbeurs. Op een bepaald moment raakte Van Egmond met jou in gesprek. Ik weet nog dat ik daarbij stond en dacht: Hoe kan iemand die zo speelt zó aardig zijn?”
Martin, glimlachend: „Heel sympathiek dat je dat zegt.”
Etikettengedoe
Chiel Jan vindt het niet erg puritein genoemd te worden. Hoe ervaart Martin het om als populair te boek te staan? „Met het etikettengedoe heb ik helemaal niets. Daar heb ik al lang geleden afstand van genomen. Maar als bedoeld wordt dat ik me richt op een breed publiek en een toegankelijk repertoire speel, dan herken ik me daar wel in, ja.”
Echter, ook de puriteinse benadering is Martin niet vreemd. Hij begon z’n muzikale loopbaan op Flakkee, waar hij al jong organist was van de gereformeerde gemeenten van Melissant en Dirksland. In die tijd had hij les van Piet Westhoeve. „Van m’n 12e tot m’n 18e speelde ik helemaal in de puriteinse stijl. Mannen als Arie van ’t Geloof en Arie J. Keijzer waren mijn voorbeelden. Ik vond het fantastisch zoals zij speelden.”
Chiel Jan: „Dat meen je niet! Maar hoe ben je dan op het populaire spoor terechtgekomen?”
Martin: „Op een bepaald moment speelde ik tijdens een dienst Psalm 78 van Arie van ’t Geloof, echt zo’n barokke compositie. En daar kwam natuurlijk commentaar op: te priegelig, te strak. Toen ging er bij mij een knop om. Ik dacht: Ik speel hier ten dienste van de gemeente, terwijl de mensen zich aan mij zitten te ergeren. Dat wil ik niet langer. Ik kies voor een andere benadering, voor de mensen, anders sla ik de plank mis.”
Chiel Jan: „Dus vanwege je achterban?”
Martin: „Ja, maar niet alleen daarom. Ik vond het zelf ook mooi om te doen.”
Chiel Jan: „Daar kan ik niet bij. Dat je de stijl van Arie van ’t Geloof mooi vindt en toch op de populaire toer gaat. Ik zou die keuze nooit kunnen maken, dan zou ik mezelf verloochenen. Heb je dan niet het gevoel: Wat zit ik nu eigenlijk te doen?”
Martin: „Ik zie het niet als een tegenstelling. Ik heb altijd een brede belangstelling gehad. De nieuwjaarsconcerten van Klaas Jan Mulder in de Rotterdamse Laurenskerk bijvoorbeeld, waarbij hij begon en eindigde met eenvoudig koraalspel: daar kreeg ik kippenvel van. Of Mulders bewerking van Psalm 42 gezongen door mannenkoor Door Eendracht Verbonden: zo mooi! Piet Westhoeve moest daar niets van hebben.”
Chiel Jan: „Klaas Jan Mulder is voor mij ook een brug te ver. Zijn improvisaties kunnen mij niet boeien.”
Martin: „Maar tegelijk kan ik ongelooflijk genieten van Bachopnamen van Piet Wiersma in Midwolda: prachtig!”
Chiel Jan: „Ja ja. Misschien komt het omdat jij de populaire hoek niet als bedreigend hebt ervaren. Bij mij was er al heel vroeg een klik, misschien wel juist omdat ik opereerde in een kerkelijke context waar populair orgelspel veelal gezien werd als spelen naar het hart van Gods volk. Daar ben ik tegenin gegaan. Zo van: als jij boe zegt, dan zeg ik bah.”
Overigens zijn er vormen van populaire muziek waar Chiel Jan wel van houdt. „Van Land of Hope and Glory van Elgar krijg ik ook kippenvel. Voor één keer kan ik daarvan genieten. En bepaalde vormen van jazzmuziek kan ik ook enorm waarderen.” Muziek van Jan Zwart daarentegen heeft hij jarenlang gemeden. „Ik was vroeger vrij anti-Jan Zwart. Ik vond het gewoon niks. Totdat Jos van der Kooy tijdens een concert Psalm 33 van Zwart speelde. Alsof het muziek van Reger was. Sindsdien heb ik me voorgenomen eens een van de grote werken van Zwart in te studeren.”
Objectief
Op tafel liggen de cd’s die Martin en Chiel Jan elkaar toestuurden ter voorbereiding op het gesprek. Martin koos voor de cd ”Hoogtepunten uit 25 jaar improvisaties” vanuit de Bovenkerk in Kampen, Chiel Jan stuurde zijn recente improvisatie-cd vanuit de kerk van de gereformeerde gemeente van Alblasserdam op.
Chiel Jan: „Ik heb geprobeerd objectief te luisteren. En ik zeg eerlijk: er wordt ontzettend mooi orgel gespeeld. Vaak weet je met één gebaar de sfeer van de tekst te treffen. Bij Psalm 68 hoor je direct dat het over vers 10 gaat: met diepst ontzag. Of in het Jeruzalemlied waar je met een 1-voet de sterren laat pinkelen. Ik heb ook nog even een paar filmpjes van jou op YouTube bekeken, en het viel me op dat je heel stil zit. Technisch is je spel heel goed op peil. Je zit absoluut niet te rammen.”
Martin: „Van jouw cd vind ik Psalm 149 het mooist. Daarin hoor ik de geestdrift spetteren. Psalm 95 in Buxtehudestijl kan me minder lang boeien. Je variaties over Psalm 87 vind ik heel knap en technisch van een hoog niveau. Maar ik ervaar het uiteindelijk toch als saai.”
Chiel Jan: „Je bedoelt waarschijnlijk de laatste variatie. Die is naar het idee van Bachs ”Aus tiefer Not”. Daar krijg ik nou kippenvel van!”
Martin: „Ik heb dat ook altijd met bepaalde fuga’s van Bach, met van die lange noten. Geef mij dan maar Bachs frivole fuga in g-Moll.”
Chiel Jan: „Ik kan juist enorm genieten van het contrapunt in een fuga.”
Martin: „Het gaat mij in m’n improvisaties niet om technisch moeilijke dingen. Ik vind de sfeertekening veel belangrijker.”
Chiel Jan: „Voor mij is technische muzikaliteit juist belangrijker dan de sfeer.”
Martin: „Ik vind wel dat jouw stijl in de reformatorische wereld op eenzame hoogte staat. Dit is geen barokvervalsing, jouw spel overtuigt.”
Chiel Jan: „Dat vind ik leuk om te horen. Kopiëren vind ik ook niks. Ik heb me de stijl eigen gemaakt, en bedien me vervolgens van de middelen. Dát vind ik improviseren.”
Eenzijdig beeld
Kan Martin zich voorstellen waarom veel puriteinen moeite hebben met zijn manier van musiceren? „Ik zou het niet weten. Misschien omdat mensen een eenzijdig beeld hebben van wat ik doe. De orgelwereld hangt aan elkaar van de vooroordelen.”
Chiel Jan: „De kritiek dat jouw improvisaties vaak meer van hetzelfde zijn, herken ik wel. Die ervaring heb ik ook. Ik heb je cd in de auto nog even opgezet, maar dat houd ik niet heel de weg vol.”
Martin: „Jouw cd beluister ik ook niet in één keer achter elkaar als ik naar Groningen moet.”
Chiel Jan: „Ik zou willen dat jij bepaalde motieven meer uit zou werken. En zo’n medley van vaderlandse liederen is natuurlijk niet meer dan een aaneenschakeling van koralen, met veel modulaties ertussen.”
Martin: „Voor mij zijn improvisaties geslaagd als ik m’n publiek ermee bereik.”
Chiel Jan: „Mensen denken vaak dat jij iemand bent die gewoon graag heel bekend wordt.”
Martin: „Dat is natuurlijk grote flauwekul. Ik vind het jammer dat mensen mij afrekenen op mijn improvisaties. Alsof dat het enige is wat ik doe. Jaren terug maakte ik in Maassluis een cd met toptrompettist André Heuvelman. We speelden barokmuziek van componisten als Telemann en Vivaldi. De cd heeft echter maar weinig aandacht gekregen. En als ik bijvoorbeeld in Dronrijp speel, zet ik werken van Sweelinck en Van Noordt op het programma, naast eigen bewerkingen.”
Chiel Jan: „O ja? Dat wist ik niet. Wat heb je nog meer in je repertoire?”
Martin: „Een paar triosonates van Bach, Psalm 116 van Sweelinck en Van Noordt, de vijfde symfonie van Widor. Maar ik zal nooit een hele symfonie op m’n programma zetten.”
Chiel Jan: „Als je nu niet naar je publiek kijkt en een voor jou ideaal programma zou samenstellen, hoe ziet dat er dan uit?”
Martin: „Ik zou beginnen en eindigen met een improvisatie; en daarnaast Franse romantiek: Widor en Guilmant. En Bach is ook prachtig. Maar zulke programma’s speel ik niet vaak.”
Chiel Jan: „Is het bij jouw publiek niet zo dat mensen gewoon een lekker avondje uit willen?”
Martin, lachend: „Ooit zei iemand van een orgelcommissie: Je hoeft niet van orgelmuziek te houden om toch van Martin Mans te kunnen houden.” Serieus: „Twee dingen zijn voor mij belangrijk: dat m’n publiek geniet en dat ik het zelf fijn vind om te doen.”
Niet besmettelijk
Na tweeënhalf uur praten maken de musici de balans op.
Chiel Jan: „Ik vond het vreselijk leuk!”
Martin: „Ik precies hetzelfde.”
Chiel Jan: „Je hoeft het niet met elkaar eens te worden.”
Martin: „Zo’n gesprek heeft zin, omdat je toch nog weer eens nadenkt over wat er gezegd is.”
Zou Chiel Jan wel eens een concert willen geven met Martin? „Waarom niet? Martins naam is niet besmettelijk of zo.”
Zou Martin een uitnodiging om te spelen tijdens de jaarvergadering van de VOGG aanvaarden? „Tuurlijk. Wat je met elkaar deelt, is de liefde voor het orgel. Als je elkaar dan respecteert, kan het heel leuk zijn.” Of hij zich niet ongemakkelijk zou voelen in zo’n setting? „Dat heb ik vroeger wel gehad, maar daar ben ik overheen. Wat ik doe, daar sta ik achter. En wat een ander daarvan vindt, moet hij zelf weten.”
Volgende week maandag aflevering twee: de fluitist.