Senaatsrapport: Bush overtrok dreiging Irak
President Bush en verschillende van zijn topmedewerkers „overdreven” de bedreiging voor Amerika die er volgens hen uitging van het Iraakse regime van Saddam Hussein. Dat staat in een rapport van de commissie inlichtingen van de Amerikaanse Senaat.
„Er werd ten onrechte geclaimd dat er een relatie bestond tussen Bagdad en de terreurorganisatie al-Qaida en de zekerheden die werden verkondigd over Iraks massavernietigingswapens werden niet altijd gedekt door onze inlichtingendiensten”, aldus het langverwachte rapport.Het onderzoek naar het gebruik van inlichtingen in de aanloop naar de invasie van Irak in maart 2003 begon al in datzelfde jaar, maar werd donderdag pas gepubliceerd. Deze vertraging was het gevolg van de Republikeinse meerderheid in de Senaat die afronding van het onderzoek tegenhield. Men was bang dat de conclusies te kritisch zouden zijn voor de regering-Bush. Pas na de verkiezingen van 2006, toen de Republikeinen hun meerderheid kwijtraakten, werd afronding van het onderzoek mogelijk.
„Wanneer men aanstuurt op een militaire confrontatie, is een regering verplicht de bevolking een volstrekt juist beeld van de feiten te geven. Wij komen echter tot de conclusie dat de regering-Bush ten aanzien van Iraks bedreiging voor Amerika dingen heeft beweerd die niet altijd werden ondersteund door het werk van onze inlichtingendiensten”, aldus Democratisch senator Rockefeller, voorzitter van de commissie. Het rapport van de commissie werd aanvaard door alle Democraten en twee Republikeinse leden van de commissie.
Het rapport maakt ook melding van contacten tussen vertegenwoordigers van een ”speciaal bureau” van Defensie en van de staf van vicepresident Cheney met Iraanse contacten over de situatie in Iran en in Irak. Er zouden onder andere ontmoetingen plaatsgevonden hebben in Rome met ene Manucher Ghorbanifar, een Iraniër.
Deze contacten vormden in feite een inlichtingenoperatie, maar werden niet aan de reguliere inlichtingendiensten gemeld volgens het rapport. Ook de inlichtingencommissies van het parlement werden hierover niet ingelicht.
Ghorbanifar stond bij de inlichtingendienst CIA bekend als een onbetrouwbare bron. Zijn contacten met Defensie en met het bureau van Cheney leidden tot niets. Maar ze duiden er volgens het commissierapport wel op dat toenmalig minister van Defensie Rumsfeld en vicepresident Cheney „op eigen houtje opereerden buiten onze inlichtingendiensten om”. Toen deze zaak aan het licht kwam, stelde de inspecteur-generaal van het ministerie van Defensie een onderzoek in, maar de zaak werd al na een maand in de doofpot gestopt.