Pleidooi voor nieuw Deltaplan eenzijdig
Superdijken en dammen zijn niet de oplossing, stelt dr. M. W. van Buuren in reactie op het CDA-plan voor een nieuw Deltaplan. Hij ziet meer in kleine ingrepen die de natuur helpen en in het accepteren van leven met hogere waterstanden.
De zeespiegel stijgt. Het aantal clusterbuien neemt toe. De afvoer van de grote rivieren stijgt. De kans op zware stormen neemt toe. En het land klinkt in. Genoeg redenen om na te denken over de veiligheid tegen overstromen in de Nederlandse Delta. Onze veiligheid is in het geding als de klimaatverandering daadwerkelijk doorzet.Voor het CDA is het inmiddels duidelijk: er is een nieuw Deltaplan nodig. Allerhande maatregelen worden daarbij overwogen: superdijken, zandsuppleties voor de kust, misschien wel sterkere keringen en sluizen. Een miljardenoperatie met een doorlooptijd van tientallen jaren. CDA-fractievoorzitter Van Geel presenteerde hiervoor vorige week zaterdag een ambitieus plan. De PvdA heeft inmiddels het plan omarmd. Een fikse steun in de rug voor staatssecretaris Huizinga, die op dit moment drukdoende is het Nationale Waterplan op te stellen en de Deltacommissie (Commissie Veerman) in te stellen die de opdracht heeft gekregen om na te denken over hoe de veiligheid tegen overstromen de komende decennia kan worden gewaarborgd.
En inderdaad, als we de gegevens over klimaatverandering -met alle onzekerheden die daarmee gepaard gaan- tot ons nemen, is er inderdaad sprake van een serieus probleem. Er is werk aan de winkel. Een nieuw Deltaplan is dan niet te veel gevraagd.
Betaalbaarheid
Toch is het pleidooi van Van Geel eenzijdig. De vraag is of de logica die achter de Deltawerken zat in onze tijd nog steeds toepasbaar is. Hoelang kunnen we doorgaan met het sterker maken van onze waterkeringen? Sommigen pleit voor zogenaamde superdijken van wel tientallen meters dik en eveneens meer dan 10 meter hoog. Ze zouden nooit meer kunnen breken, hooguit zou er water overheen kunnen slaan.
Het is de vraag of dergelijke ingrepen haalbaar, betaalbaar en wenselijk zijn. Het ruimtebeslag van deze ingrepen is enorm. De noodzakelijke energie en middelen om ze te realiseren eveneens. De achterliggende logica is gebaseerd op het optimistische standpunt dat technisch alles mogelijk is, maar het is de vraag of de strijd met de natuur met deze wapens afdoende kan worden gestreden. Ook de bestuurlijke en maatschappelijke haalbaarheid is verre van vanzelfsprekend.
Kunstmatige, harde ingrepen zijn gebaseerd op het principe van vechten met het water. Natuurkrachten moeten worden bedwongen met de kracht van dammen, keringen en dijken. Het is echter de vraag of dit geen ’eindige’ strategie is. De vraag is of we niet van het adagium ”vechten tegen water” over moeten stappen op het adagium ”leven met water”.
Het waterbeheer in Nederland kan op een fundamenteel andere, veel duurzamer wijze worden vormgegeven. De ingrepen die gedaan zijn na de bijna-overstromingen van 1993 en 1995 waren slechts gedeeltelijk gericht op dijkversterkingen, maar veel meer op het geven van ruimte aan de rivieren en het combineren van functies: waterberging en recreatie, natuur, landbouw en woningbouw.
In deze lijn doorredenerend kan de kustverdediging vorm krijgen door natuurlijke barrières die de golfslag breken. Zandsuppleties worden door aanslibbing vanzelf hoger en krijgen unieke ecologische kwaliteiten. Slimme, kleinschalige kustuitbreidingen kunnen op deze wijze groeien tot veilige zones die ook recreatieve waarde hebben. Een eilandenrij voor de kust kan op deze wijze versterking van de dijken en duinen overbodig maken. Overslagbestendige dijken (Ellewoutsdijk) of dijken met bereik (waarbij de waterkering niet alleen afhankelijk is van de primaire dijk, maar ook van de secundaire dijk en de tussenliggende zone een natuurfunctie krijgt, zie Perkpolder) zijn voorbeelden van innovatieve oplossingen waarbij de eenzijdige nadruk op dijkversterking wordt genuanceerd.
Innovatie
Veel wordt reeds geëxperimenteerd met of nagedacht over drijvende woningen of steden, woningen of wijken op terpen, geluidswallen als compartimenteringsdijken, overstromingsbestendige woningen, extra brede boezems en maatregelen gericht op het vergroten van de retentiecapaciteit. Op deze wijze kan de veiligheid tegen overstromen worden gerealiseerd zonder dat andere ruimtelijke functies verdwijnen. Deze maatregelen zijn in staat om op meerdere fronten de dreiging van het water tegen te gaan: vanuit zee, vanuit het achterland en vanuit de lucht.
Deze maatregelen zijn zeker niet altijd gemakkelijk in te voeren. Hun effect lijkt misschien kleiner dan het massaal ophogen van dijken. Toch leidt een andere logica, gericht op het leren leven met water, uiteindelijk tot duurzamer vormen van veiligheid dan klassieke waterkeringen. Deze benadering biedt meer kansen om ruimtelijke functies met elkaar te verbinden en is ook financieel aantrekkelijker. Daarenboven genereert ze veel meer kennis en innovatie die ook internationaal te vermarkten is dan oplossingen die gebaseerd zijn op ”meer van hetzelfde”. Delta’s wereldwijd zijn gebaat bij oplossingen die inspelen op natuurlijke processen en zijn lang niet altijd in staat technisch hoogstaande oplossingen over te nemen, al was het maar vanwege hun prijskaartje.
De auteur is universitair docent bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en houdt zich onder andere bezig met bestuurlijke vraagstukken rond waterbeheer en gebiedsontwikkeling.