Een hoogtepunt als dieptepunt
Ook tijdens het 32e afscheidsinterview is er nog geen slijtplekje te zien in zijn enthousiasme. Dr. Bas Plaisier neemt zaterdag officieel afscheid als scriba van de Protestantse Kerk in Nederland. „Ik had gedacht dat ik langzaam zou wegglijden uit het werk. Maar de agenda is nog steeds helemaal gevuld. Dat past wel bij mij. Zo ben ik. Tot het laatste moment in bedrijf en dan met verwachting aan iets nieuws beginnen.”
Een gesprek met Bas Plaisier is altijd een gesprek op een verhoogde toon. Over zaken die hem raken kan hij niet rustig praten. En de kerk raakt hem. Brede armgebaren, veel superlatieven, zwaar leunen op woorden. Soms lispelt hij wat, schuivend op z’n stoel. Dan zoekt hij een juiste formulering. Midden in een gloedvol betoog, kan hij onverhoeds een U-bocht maken om de zaak nog eens in volle vaart van de andere kant te benaderen. Dr. Plaisier is nooit half bij iets betrokken, maar altijd voor de volle 100 procent.„Het hoogtepunt in de laatste elf jaren? De kerkvereniging, absoluut. ’s Avonds op 12 december 2003 stond ik daar in de Domkerk voor een kerkgemeenschap die zich verenigde rond het Woord. Dat was een moment. Zo diep. Juist in die dagen voelde ik ook een diepe, diepe pijn. Een dieptepunt. We hebben het niet gered, we gaan scheuren. Dat heeft me erg aangegrepen. En toch was de kerkvereniging voor mij een roeping. Eindelijk werd een geschiedenis van gereformeerde kerkscheuringen omgebogen naar een kerkvereniging. Dat is uniek.”
Vanaf zijn benoeming in 1997 tot secretaris-generaal van de Nederlandse Hervormde Kerk heeft dr. Plaisier het als zijn taak gezien om het vastgelopen schip van de kerkvereniging vlot te trekken. „Dat was ook een belangrijk punt voor de selectiecommissie die mij heeft aangenomen. Er was moeheid in de kerk. En aan de andere kant was er bij bijvoorbeeld de Gereformeerde Bond ook zoiets van: die vereniging komt er nooit. Maar wat heel veel mensen niet zagen, was dat er niet alleen een scheur dreigde aan de rechterkant van de kerk, maar ook bij die gemeenten die op het plaatselijke vlak al volledig waren gefedereerd en bij de landelijke kerk alleen maar getreuzel zagen. Er lag wetteloosheid op de loer, in die zin dat er in het land gezegd zou worden: ze bekijken het maar in Utrecht, wij gaan gewoon onze eigen gang. Als de fusie op 12 december 2003 was weggestemd, dan was dat ook een ramp geweest voor de kerk.”
Maar de scheuring van mei 2004 was voor tientallen hervormde gemeenten niet minder een ramp.
„Ik heb tot het laatste moment, tot april 2004, gehoopt dat we er toch nog uit zouden komen. Als hervormd moderamen hebben we zeer intensieve gesprekken gehad met het Comité tot behoud van de Nederlandse Hervormde Kerk. Op het laatst was er een bijeenkomst waar we elkaar, voor mijn gevoel, heel dicht genaderd waren. Maar het is niet gelukt. Dat heb ik als bijzonder verdrietig ervaren. Tegelijk gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat voor velen de scheur niet pas door de kerkvereniging is gekomen. Heel veel gemeenten leefden ook lang voor 2004 al zo ver van de Hervormde Kerk af dat ze eigenlijk met de kerk in haar geheel niets meer hadden. Door het participeren in de reformatorische zuil was men zo gaan denken in termen van ”een zuivere kerk” dat er bij velen helemaal geen zicht meer was op die brede volkskerk. De laatste jaren richtten de bezwaren tegen de PKN zich heel erg op het feit dat de grondslag van de kerk door de komst van de Lutheranen niet meer exclusief gereformeerd zou zijn. Maar voordat de Lutheranen mee gingen doen met SoW, richtten de pijlen van de bezwaarden zich op de Gereformeerde Kerken in Nederland. Die zouden een verenigde kerk in no time doen afglijden tot de volstrekte vrijzinnigheid. Oftewel: er werd steeds een ander argument gezocht, omdat men het zicht op de brede volkskerk kwijt was.”
Er zijn over en weer harde woorden gezegd in de tijd rond mei 2004. Heeft dat u persoonlijk pijn gedaan?
„Ja en nee. Het deed mij pijn als mensen die echt dicht bij me stonden en me kenden negatieve dingen zeiden. Dat raakte me en dan liep ik soms dagen te tobben. Maar, en dat klinkt misschien heel raar: de bezwaarden kon ik wel begrijpen. In die zin dat ik wist waarom ze zeiden wat ze zeiden. Ik was het er niet mee eens, zelfs grondig mee oneens, ik vond het erg, maar het heeft me niet gekwetst. Het hoort ook bij dit werk, bij deze taak. Het ambt verleent je dan als het ware ook bescherming. Zo van: als dit de weg is die we gaan moeten, dan kan ik het doen. En natuurlijk heb ik gehoopt dat we de bezwaren zouden kunnen overwinnen, dat we er toch uit zouden kunnen komen. En nog steeds vind ik dat de scheuring onnodig is geweest en dat de herstelden bij ons horen. Ik weet heel goed dat we niet moeten denken dat dit zomaar weer goed komt. Maar ik ben er toch blij mee dat juist in mijn laatste werkweek we als moderamen van de Protestantse Kerk een goed gesprek hebben gehad met de broeders van de Hersteld Hervormde Kerk.”
Dialoogcommissie
De kerkorde van de Protestantse Kerk schrijft voor dat de scriba na zijn termijn van vier jaar slechts eenmaal herbenoemd mag worden. „Ik heb er wel eens aan gedacht dat ik onder de hervormde kerkorde gewoon tot aan m’n pensioen had kunnen doorgaan. Maar in de Protestantse Kerk hebben we dat anders geregeld en hebben we geteld vanaf mijn benoeming tot scriba van de SoW-kerken. En dat is goed. Ik heb de kerk mogen dienen voor en net na de vereniging. En vooral de periode sinds 2004 was een tijd waarin onze kerk een belangrijke koerswijziging heeft ondergaan. In die zin dat we de blik van binnen naar buiten hebben gericht. We zijn veel missionairder geworden. Noem de verhouding met de pinksterbeweging, met de migrantenkerken, de associatieovereenkomsten. Maar ook de open deuren richting de reformatorische kerken. Voor het eerst in de geschiedenis hebben vertegenwoordigers van de Christelijke Gereformeerde Kerken, de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en de Nederlands Gereformeerde Kerk de synode toegesproken. Dat is uniek. Met de pinksterkerken gaan we nu zelfs een dialoogcommissie oprichten. Daarin gaan we met elkaar praten over de overeenkomsten en verschillen in de missionaire arbeid. Dat vind ik geweldig. We staan immers voor dezelfde taak.”
Uw excuses namens de Protestantse Kerk aan de pinksterbeweging hebben veel losgemaakt. Had u daarover vooraf overleg gehad met het moderamen?
„Nee. Ik liep er al een paar weken over te denken, over die toespraak. En de avond voordat ik hem moest houden heb ik de puntjes nog wat op de i gezet. Ik vond dat ik dit moest doen en ook mocht doen. En het synodebestuur stond daar helemaal achter. Ik heb die excuses gemaakt namens de kerk, zeker.”
Niet iedereen in de Protestantse Kerk was blij met die excuses. De leiding van de kerk lonkt, volgens bijvoorbeeld predikantenbeweging Op Goed Gerucht, wel heel sterk naar de orthodoxie en de evangelische beweging.
„Ik geef toe dat de tijd voorbij is dat de midden-orthodoxie zich vanzelfsprekend presenteert als het midden van de kerk. Alsof iedereen in de kerk zich door dat midden vertegenwoordigd voelt. Dat was in de Hervormde Kerk misschien zo, maar die tijd is voorbij. Sterker, zelfs dat midden is heel geschakeerd geworden. Feit is dat in de Protestantse Kerk de orthodoxen en de evangelischen zich de laatste tijd steeds meer betrokken tonen bij de kerk en zich er ook echt voor willen inzetten. Daar zijn we blij mee en het kan dan niet anders of je gaat dat ook zien. In benoemingen, ook in de dienstenorganisatie. Wij dragen er als kerkleiding verantwoordelijkheid voor dat de stemmen uit de breedte van de kerk aan de orde komen.”
Maar de balans slaat door, vindt bijvoorbeeld Op Goed Gerucht. Een orthodoxe preses, een orthodoxe scriba, een vroegere bonder als voorzitter van de Generale Raad van Advies, een HGJB-directeur die het jeugdwerk van de PKN opnieuw vormgeeft…
Lachend: „Laat niemand denken dat ik daar allemaal verantwoordelijk voor ben, want dat is absoluut niet zo. Maar het is wel zo dat kwaliteit vanzelf komt bovendrijven en herkend wordt. Daarom vind ik het ook heel goed dat bijvoorbeeld Op Goed Gerucht probeert in het gat te springen dat er toch wel een beetje valt in het midden van de kerk. Wees betrokken en actief in classes en in de synode. De kerk heeft iedereen nodig.”
Hadden de kerken van de Afscheiding ook niet zo’n openlijk excuus verdiend vanuit Utrecht?
„De Protestantse Kerk ziet de reformatorische kerken als de eerste gesprekspartners. Daar zijn we helder in. En er is al in 1934, bij de herdenking van een eeuw afscheiding, uitgesproken dat de Hervormde Kerk destijds grote fouten heeft gemaakt. Maar ik zou het ook wel eens willen omdraaien: waarom horen wij zo ontzettend weinig van de reformatorische kerken? Toen het besluit tot kerkvereniging werd genomen is de PKN neergezet als een kerk die binnen de kortste keren tot volstrekte vrijzinnigheid zou afzakken. Nu is er uit de linkervleugel van de kerk de kritiek dat het juist de andere kant op gaat. Is het niet tijd dat de reformatorische kerken eens tot een herbezinning komen op hun beeld van de PKN? Waarom zoeken ze het gesprek niet? Wij willen dat graag.”
Laat de PKN het eerst maar in orde maken met de Hersteld Hervormde Kerk, zullen ze misschien denken.
„Ik geef toe dat het door de vorming van de Protestantse Kerk misschien iets ingewikkelder is geworden. Maar was er vanuit de reformatorische kerken voor 2004 ooit toenadering tot de Hervormde Kerk? Of tot de Gereformeerde Kerken in Nederland? Ik heb er nooit iets van vernomen. De schuld ligt dan ook niet bij de vorming van de PKN, maar bij de gereformeerde gezindte. Die heeft nooit verder kunnen komen dan de oprichting van een Contactorgaan gereformeerde gezindte. Een overlegplatform dat een zieltogend bestaan leidt en waar de PKN niet welkom is. Onbegrijpelijk vind ik dat. Als het waar is dat er geleden wordt aan de verdeeldheid, dan komen ze met ons praten als potentiële leden. Als het waar is dat de eenheid gezocht wordt, dan verwachten wij ze hier in Utrecht. Laten we dialoogcommissies oprichten en de thema’s op de agenda zetten. Graag.”
Afscheid nemen is een tijd van terugkijken. Wat ziet u als u van een afstand probeert te kijken naar Bas Plaisier?
„Een man die natuurlijk in zijn leven veranderingen heeft doorgemaakt. In opvattingen over de liturgie en de vrouw in het ambt bijvoorbeeld. En de vragen over de toe-eigening van het heil, over de uitverkiezing zijn niet meer mijn vragen in de zin zoals ze dat vroeger waren. Maar ook iemand die nog steeds vol overtuiging staat in de traditie van het innige protestantisme. Daar zit een duidelijke constante in. Mijn ouders behoorden tot de Gereformeerde Gemeenten. En ik denk met dankbaarheid terug aan de momenten waarop de ladder van God in onze kleine huiskamer in Hendrik-Ido-Ambacht stond. Als m’n moeder achter het orgel zat en Psalm 25 speelde en zong. Hoe dichtbij de Heere was, juist als ze sprak over haar gemis. Van het bevindelijke leven met God hoop ik nooit weg te groeien.”