Drie-eenheid stempelt christelijke leven
De Rothenburger verklaring van prof. Beyerhaus c.s. over de Drie-eenheid komt zeer aangelegen, vindt prof. dr. G. van den Brink. Het document brengt het belang en de praktische betekenis van dit basale christelijke leerstuk op een opbouwende manier voor het voetlicht.
De internationale conferentie van belijdende kerken ziet deze verklaring als haar belangrijkste in dertig jaar, en dat zou wel eens waar kunnen zijn. Het document is met 45 pagina’s weliswaar aan de lange kant, maar dat neemt niet weg dat het geschrift brede aandacht verdient.De tekst haalt de oogst binnen van een intensieve gemeenschappelijke bezinning op de wortels van het christelijk geloof en staat ook duidelijk in verband met de opleving van de belangstelling voor de leer van de Drie-eenheid die mondiaal al enkele decennia gaande is in de christelijke theologie. Aan Nederland is deze ontwikkeling overigens wat voorbijgegaan, vermoedelijk doordat toonaangevende theologen als Kuitert en Berkhof zich kritisch uitgelaten hebben over de triniteitsleer.
Terecht wijst de verklaring erop dat in de praktijk maar weinig christenen zich bewust zijn van de grote betekenis van de drie-eenheidsleer, terwijl deze toch identiteitsbepalend is voor het christelijk geloof. Bij alle (vaak levensgrote) verschillen tussen de verschillende christelijke tradities en confessies (protestants, rooms-katholiek, oosters-orthodox et cetera.), vormt dit leerstuk een gemeenschappelijke basis.
Er is Beyerhaus c.s. veel aan gelegen te laten zien dat deze basis niet slechts theoretisch, dogmatisch en abstract is, maar op allerlei manieren wil doorwerken in ons leven. Geschetst wordt allereerst hoe de drie-eenheidsleer wortelt in het Bijbels getuigenis en nader ontvouwd werd in de Vroege Kerk. Dat gebeurde niet zonder slag of stoot, maar in het geding met verschillende vormen van tegenspraak en verwringing van dat getuigenis.
Liefde
De Rothenburger verklaring laat zien hoe deze tegenspraak en verwringing nog altijd aan de orde zijn - er wordt bijvoorbeeld een verrassend verband gelegd tussen het zogeheten modalisme (een vroegchristelijke ketterij) en het hedendaagse pluralisme, de gedachte dat alle godsdiensten een stukje van de waarheid hebben.
Toch is de teneur van het stuk niet -zoals we dat van Beyerhaus min of meer gewend waren- polemisch en antithetisch, maar veel meer irenisch en opbouwend. Veel recente theologie uit de wereldkerk wordt er in positieve zin in verwerkt. Hebben degenen die naast Beyerhaus aan de verklaring gewerkt hebben voor enig evenwicht gezorgd, of is Beyerhaus met de jaren wellicht wat milder geworden?
Zeer terecht neemt de verklaring bij de uitleg van de leer van de Drie-eenheid het vertrekpunt in de Bijbelse verkondiging dat God liefde is. Het gaat bij de triniteit om de gemeenschap van eeuwige volmaakte liefde tussen Vader, Zoon en Heilige Geest - een liefde waarvan de Bijbel getuigt dat ze niet maar in een gesloten cirkel onderling heen en weer blijft gaan, maar zich juist van binnenuit uitstrekt naar een verloren wereld. Op fijnzinnige wijze wordt zo het verband gelegd tussen de zogeheten wezenstriniteit (God als de Drie-enige in Zichzelf) en de heilshistorische triniteit (Vader, Zoon en Geest Die samenwerken tot verlossing van mensen).
Door die twee te onderscheiden zonder ze tegen elkaar uit te spelen, voorkomt men enerzijds dat God opgaat in de geschiedenis en de wereld als het ware nodig zou hebben om zichzelf te verwerkelijken, zoals dat bijvoorbeeld het geval is in de filosofie van Hegel. Aan de andere kant wordt vermeden dat alles al zozeer in de eeuwigheid vastligt dat het drama van de geschiedenis theologisch niet meer ernstig genomen wordt, zoals te zien is in bepaalde vormen van orthodoxie. Ik wil maar zeggen: dogmatisch gaat het er zuiver aan toe.
Minstens zo belangrijk is dat de verklaring zich uitput om ook de praktische betekenis van de Drie-eenheid voor het voetlicht te brengen. Getoond wordt hoe de triniteitsleer ons kerk-zijn wil doortrekken (ook in de kerk zijn we onderling zeer verschillend, maar als het goed is toch één in de liefde!), hoe het christelijk leven vanaf het moment van de doop in de Naam van Vader, Zoon en Heilige Geest er blijvend door gestempeld wordt en welke plek de Drie-eenheid wil innemen in eredienst en liturgie, gebed en preek, onderwijs en catechese, ethiek en kunst.
De ethiek die men uit de drie-eenheidsleer afleidt, valt overigens nogal conservatief uit, met nadruk op het belang van gehoorzaamheid jegens de overheid. Zonder twijfel gebeurt dit om tegenwicht te bieden tegen de progressieve politiek die theologen als Moltmann aan de triniteitsleer verbinden, maar men kan zich afvragen of beide niet even fout zijn: God is God, en wij moeten Hem niet voor het karretje van onze politieke voorkeur willen spannen.
Jodendom
Belangwekkend is weer wat gezegd wordt over de betekenis van de Drie-eenheid voor het gesprek met andere religies. Alleen wanneer we overtuigd zijn van het geheel eigen karakter van het christelijk geloof zoals dat in de drie-eenheidsleer verwoord wordt, hebben we in zending en dialoog werkelijk iets te zeggen. Daarbij gaat de verklaring afzonderlijk in op het Jodendom en de islam. Beide godsdiensten wijzen de drie-eenheidsleer zoals bekend af, maar terecht maakt de verklaring verschil tussen de manier waarop dat in beide godsdiensten gebeurt.
Wel is jammer dat er bij de oproep tot een missionair getuigenis jegens het Joodse volk geen enkele aandacht is voor de vele ontsporingen die er rondom dit getuigenis in het verleden zijn geweest. Zeker in een Duitse verklaring zou je toch mogen verwachten dat van daaruit iets ingehoudener gesproken werd over onze roeping in het heden. Men verwijst voor een missionaire houding jegens Joden wel naar de apostel Paulus en naar Christus zelf, maar brengt daarbij niet in rekening dat beiden tot het Joodse volk behoorden.
Heel krachtig en bewogen is echter weer het pleidooi om vanuit de trinitarische grondbelijdenis van de kerk te komen tot meer kerkelijke eenheid. Deze thematiek vormt het sluitstuk en daarmee de climax van het document. Het lijkt idealistisch om de genoemde drie grote christelijke families te willen verenigen als drie tradities die net als de Drie-eenheid ondanks onderlinge verschillen heel goed één kunnen zijn. Tegelijkertijd is het volstrekt Bijbels dat Beyerhaus c.s. zijn ontvouwing van de drie-eenheidsleer op dit vergezicht laat uitlopen. Wie dat betwijfelt, moet Johannes 17 nog maar eens zorgvuldig doorlezen en op zich laten inwerken.
De auteur is bijzonder hoogleraar geschiedenis van het gereformeerd protestantisme aan de Universiteit Leiden en universitair hoofddocent dogmatiek aan de Vrije Universiteit.