„De kerk is meer geroepen tot gesprek”
De Christelijke Gereformeerde Kerken zijn altijd een kerkverband van stromingen geweest, zegt drs. C. J. van den Boogert. Zaterdag herdenkt hij dat hij 25 jaar predikant is. „Ik weet niet beter dan dat er altijd stromingen zijn geweest. Ik kom van oorsprong uit Middelharnis, waar de kansel altijd gesloten was voor een bepaalde categorie predikanten. Het bestaan van stromingen is dus niet iets nieuws.”
De roeping tot het ambt was al vroeg bij Kees van den Boogert aanwezig. Het kreeg meer vorm in de tijd dat, net als zijn vader, op de grote vaart zat. Twee jaar vervulde hij daar het beroep van telegrafist. Van den Boogert werd in 1969 toegelaten door het curatorium van de Theologische Hogeschool in Apeldoorn. Na een admissie-examen en een vooropleiding volgde de studie theologie.
Zijn belangstelling gold vooral de bijbelse vakken. Het onderwijs van prof. B. J. Oosterhoff en prof. J. P. Versteeg maakte grote indruk. Bij hun wijze van omgang met de Bijbel voelt hij zich tot op de dag van vandaag thuis. „Ze waren zeer kundig in het openleggen van de Heilige Schrift en het laten zien van het verband tussen Oude en Nieuwe Testament. Tegelijk wilden ze voluit meedenken over de vragen van deze tijd. Zij wilden bepaald geen wig drijven tussen de Schrift en de theologische wetenschap.”
Van den Boogert werd in 1977 als kandidaat bevestigd in de gemeente van ’s-Gravendeel, een middelgrote gemeente die midden in het maatschappelijke leven stond. Men gebruikte daar de nieuwe bijbelvertaling en later ook de nieuwe berijming. Dat typeert het staan van ds. Van den Boogert in het geheel van de CGK. Samensprekingen met andere kerken zijn hem dierbaar. Zijn tweede gemeente, Emmeloord (intrede 1982), had een goede band met de Nederlands gereformeerden. Dat was ook het geval in de gemeente van Apeldoorn-Oost, waaraan ds. Van den Boogert zich in 1989 verbond.
„Ik vind het positief dat je, bij alle verschillen die er bestaan, toch samenwerkt. Dat moet zelfs. Die roeping heeft de kerk! Je kunt elkaar zo verrijken. De Christelijke Gereformeerde Kerken hebben altijd een bevindelijk element gehad. Terecht. Maar bij de vrijgemaakten en de Nederlandse gereformeerden treden andere accenten op de voorgrond, zoals de levensheiliging.”
Ds. Van den Boogert erkent dat in de relatie met de NGK de status van de belijdenis en de vrouw in het ambt knelpunten zijn in de onderlinge verhouding. „Maar dat mag niet het einde van het gesprek betekenen of de samenwerking verhinderen. Ik vind het bij voorbeeld jammer dat bij ons zelfs de positie van de vrouwelijke diaken al bij voorbaat is uitgesloten.”
Binnen de CGK herkent ds. Van den Boogert zich in het standpunt van een minderheidscommissie die een voorzichtige opening van de ambten voor vrouwelijke ambtsdragers bepleit.
Een belangrijk deel van zijn ambtsperiode werkte ds. Van den Boogert in Israël. Hij werd in 1995 uitgezonden door deputaten Kerk en Israël als opvolger van ds. H. M. van der Vegt. „Ik heb daar vooral de diepe betekenis leren verstaan van wat Paulus zegt, namelijk dat aan het volk Israël de woorden Gods zijn toevertrouwd. Hun omgang met de Schriften is voor mij heel waardevol geworden.”
De predikant had als hoofdtaak de dialoog met het Joodse volk aan te gaan. Daarnaast onderhield hij contacten met Messiasbelijdende Joden en Arabische christenen. Hij belegde wekelijks een Nederlandstalige kerkdienst en verzorgde pastoraat onder Nederlandse christenen. „Het gesprek met de Joden is in de loop der tijd veel opener geworden. Mijn voorgangers hadden al baanbrekend werk verricht. Met het merendeel van de orthodoxe en de liberale Joden was een goed gesprek mogelijk. Vragen rondom de persoon van Jezus en de betekenis van de drie-eenheid werden niet uit de weg gegaan.”
Ds. Van den Boogert vindt het belangrijk dat de Messiasbelijdenden hun Jood-zijn niet opgeven. „Anders kunnen ze net zo goed opgaan in de kerk uit de volken. In de Vroege Kerk is het op dat punt fout gegaan, omdat de kerk de Joodse christenen dwong hun Joodse gewoonten op te geven. Toen zij dat niet deden, werden zij gedwongen de kerk te verlaten. Dat was een groot verlies voor de kerk.”
De plaats van Israël is helaas nog steeds een sluitpost bij tal van kerken, vindt de predikant. „Stond Israël nog centraal in de Hervormde Kerk, in de SoW-kerken lijkt dat aan het vervagen. In vrijgemaakte kring is Israël nog enigszins onontgonnen gebied. En bij de Gereformeerde Gemeenten leeft te veel de zendingsgedachte. Het getuigend element moet zeker aanwezig zijn, maar van zending onder het volk waaraan de woorden Gods zijn toevertrouwd, kun je niet spreken.”
De vacature van ds. Van den Boogert, die in 2000 naar Nederland terugkeerde, is nog steeds open. „Alle onze predikanten zijn aangeschreven, maar er kwamen nauwelijks positieve reacties. Ik weet dat het een hele opgave is om je in deze tijd met je gezin in Israël te vestigen. Maar soms beangstigt het mij dat bij jonge predikanten het gevoel dat we zonder Israël niet kunnen leven, lijkt weg te ebben.”
Ds. Van den Boogert is sinds 1 april van dit jaar verpleeghuispastor in Elburg. Hij begeleidt somatische en psychogeriatrische bewoners. „Toen ik terugkwam uit Israël wilde ik graag weer pastoraal werk doen. Dat had ik in Israël amper gedaan. Ik ervaar pastoraal werk als zinvol en ook als dankbaar werk.”
Jubileren is ook terugzien, zegt de predikant. „Ik had en heb met alle gemeenten waar ik gestaan heb gelukkig een goede relatie. Je ontvangt in de omgang met anderen, rondom het Woord, veel. Dat heb ik zo ervaren in de gemeente, bij het werk in Israël, en nu ook bij mijn werk als verpleeghuispastor.”