Opinie

Cnossen geeft verkeerd signaal

De commissie Representatie van de ChristenUnie (CU) heeft mensen met een homoseksuele relatie niet uitgesloten als potentiële politici of bestuurders. CU-vertegenwoordigers zijn alleen op de Bijbel aanspreekbaar. Daarmee heeft de commissie voorkomen dat de CU van discriminatie beticht kan worden en een kabinetscrisis verhoed. De keus bevestigt echter het beeld dat orthodoxe christenen homoseksualiteit beginnen te aanvaarden. Daardoor wordt het geweten van het volk gesust.

Dr. H. van den Belt
23 May 2008 22:02Gewijzigd op 14 November 2020 05:53

De CU kiest voor een individuele benadering. In een persoonlijk gesprek met kandidaten voor een bestuursfunctie of potentiële politici wordt de vraag aan de orde gesteld of de betreffende persoon op een geloofwaardige manier de partij kan vertegenwoordigen. Niemand die zelf meent het CU-geluid geloofwaardig te kunnen vertolken, wordt bij voorbaat uitgesloten. Het uitgangspunt bij dat gesprek is de Bijbel en niet een gedragscode.Reformatorische christenen moeten voorzichtig zijn dat ze met discussies over de acceptatie van homoseksualiteit in kerk of politiek niet heen walsen over de gevoelens van de mensen zelf. Mensen met een homofiele gerichtheid zijn vaak erg sensitief en verkeren in orthodox-christelijke kring toch al in een isolement. Voorzichtigheid is geboden. Het is in de commissie te prijzen dat zij aandringt op verootmoediging als in het verleden op onvoorzichtige wijze over homo’s is gesproken.

Iemand die weet hoe in evangelicale en orthodox-gereformeerde kring de Bijbel wordt uitgelegd, kan wel concluderen dat mensen met een homoseksuele relatie een probleem hebben als ze een partij als de CU willen vertegenwoordigen. Het is ongeloofwaardig als voor een partij die het huwelijk zeer hoog in het vaandel heeft staan, mensen actief zijn die zich in hun persoonlijk leven weinig van het huwelijk aantrekken.

Er mag van het rapport geen karikatuur gemaakt worden, alsof de CU de deur wijd openzet voor homo’s met een relatie. Wie de leden van de commissie kent, kan voorspellen dat een homo die samenwoont weinig kans maakt als de commissie zelf als selectiecommissie zou optreden.

Toch laat het rapport de mogelijkheid voor praktiserende homo’s om in de CU te participeren wel nadrukkelijk open. „Wanneer een (beoogd) vertegenwoordiger van de ChristenUnie in een homoseksuele relatie leeft, is dat gezien de politieke overtuiging van de partij uiteraard een relevant gegeven. Daarbij zal deze levenswijze niet louter op zichzelf beoordeeld worden, maar altijd in relatie tot het geheel aan opvattingen en gedragingen dat iemand al dan niet tot een geloofwaardig vertegenwoordiger van de ChristenUnie maakt.”

Juridisch veilig
Iemand met een homoseksuele relatie heeft wel een praktisch probleem, een ”geloofwaardigheidsconflict”, maar kan in principe wel een vertegenwoordiger van de CU zijn. Is dit nu alleen maar een juridisch veilige formulering om de schijn van discriminatie te vermijden, of is dit een reële optie? De commissie had op zijn minst kunnen uitspreken dat hoogst onwaarschijnlijk is dat de partij zich laat vertegenwoordigen door mensen die niet gehuwd zijn -in de zin van het christelijke huwelijk tussen één man en één vrouw- en toch een seksuele relatie hebben. Door hierbij nadrukkelijk ook het ongehuwd samenwonen te betrekken zou de schijn van discriminatie vermeden kunnen worden. Maar elk moreel oordeel ontbreekt in het rapport. Een homoseksuele relatie is een „relevant gegeven.” Neutraler, vager en veiliger kan haast niet.

Het pleit voor de commissie dat de COC vindt dat het rapport lang niet ver genoeg gaat. Daar zal men niet rusten voordat homo’s voluit actief kunnen zijn binnen de ChristenUnie. Voorzitter Frank van Dalen vindt het rapport extreem vaag. Volgens hem lijkt het alsof praktiserende homoseksuelen niet worden afgewezen, maar zal in de praktijk een selectiecommissie altijd een negatief oordeel vellen.

Meindert Leerling bepleitte in een minderheidsrapport een gedragscode, waar ook in zou kunnen staan dat vertegenwoordigers van de partij zich moet onthouden van vormen van verslaving, fraude of puur winstbejag. Is een code echter wel zo wenselijk? De commissie stelt terecht dat elke lijst selectief, gedateerd en voor verschillende uitleg vatbaar is. Het is bovendien vreemd om daarin fraude op te nemen, want dat is strafbaar. Moord en verkrachting horen ook niet in een gedragscode.

De commissie voert als bezwaar tegen een code eveneens aan dat alleen publieke en zichtbare uitingen kunnen worden afgewezen. Dat is natuurlijk waar, maar in de christelijke ethiek is altijd een onderscheid gemaakt tussen openbare en verborgen zonden. Niet omdat publieke zonden erger zijn, maar omdat het leven van een christen ook publiek is. De commissie gaat mee in de tendens om de relaties tot de privésfeer te rekenen. Het huwelijk is echter juist geen privézaak.

Vals dilemma
Het zou jammer zijn als de discussie beperkt wordt tot het dilemma tussen een ”zondenlijstje” -zoals een code door sommigen smalend genoemd wordt- en een persoonlijk gesprek. Ook bij een code is het gesprek onontkoombaar. En andersom, ook zonder code is het mogelijk om duidelijkheid te scheppen. De politieke leiding en het bestuur van de ChristenUnie hadden daar geen commissie voor nodig. Men had onomwonden uit kunnen spreken dat de CU van alle betrokkenen een exclusieve keus voor het huwelijk tussen één man en één vrouw verwacht.

Dat is altijd de lijn van de partij geweest. Wie daar anders over denkt, plaatst zich zelfs buiten de kaders van het orthodoxe christendom. De partij aarzelt echter en wil niet discriminerend overkomen en moet dus wel ruimte laten voor homo’s met een relatie. Dat is in de christelijke ethiek altijd als een vrijzinnige positie gezien, omdat het uitgangspunt niet genomen wordt in Gods openbaring maar in de menselijke ervaring. Alle seksuele relaties buiten het huwelijk worden door de Bijbel als zondig getypeerd. Dat had de ChristenUnie kunnen en moeten communiceren.

Het is opmerkelijk dat het in de seculiere media rond om het rapport van de commissie-Cnossen zo stil blijft, vergeleken met de hype eind vorig jaar rond de uitspraken van het Amsterdamse deelraadslid Lont. Toen werden de leiding van de CU en de ministers in het kabinet in grote verlegenheid gebracht. Blijkbaar is de visie van de commissie zo in overeenstemming met dat wat de wereld graag wil horen, dat het niet eens meer de moeite loont om er veel aandacht aan te besteden. Dat geeft op zijn minst te denken.

De reacties die er zijn, klinken mild. De indruk is gewekt dat de CU praktiserende homo’s schoorvoetend aanvaardt. Trouw kopte: ”CU heet homo’s in theorie welkom”, en concludeerde: „heel voorzichtig probeert de leiding van de ChristenUnie de achterban homovriendelijker te maken.”

Christenen mogen er niet op uit zijn om te choqueren, laat staan om te kwetsen, maar een principieel Bijbels geluid zal altijd weerstand opwekken. Als het christenleven geen vijandschap oproept, is er reden tot zelfonderzoek. Die weerstand heeft te maken met het geweten. Een heilige levenswandel roept verzet op, omdat het een diepe snaar raakt. Dat is een gevolg van de schepping naar Gods beeld en gelijkenis. Aangelegd op de levende God, is ieder mens gevoelig voor gerechtigheid en heiligheid. De geboden van God resoneren in het innerlijk.

Voor zondaren is dat irritant. Gevallen mensen willen niets liever dan de stem van God smoren. Daarom roept de prediking van de gerechtigheid -in woord en levenswandel- agressie op. Dat is altijd zo geweest; het was bij Henoch en Noach al zo. De weerstand zal in de eindtijd, waarin het goede kwaad en het kwade goed genoemd wordt, alleen maar toenemen.

Geweten
In het Oude Testament wordt niet gesproken over het geweten, maar over het hart. Davids hart sloeg hem bij de volkstelling (2 Samuël 24:10). In het Nieuwe Testament wordt de Griekse term ”syneidesis” gebruikt. Net als de Latijnse vertaling ”conscientia” betekent het letterlijk meeweten. Het geweten is het bewustzijn van goed en kwaad. Dat is typisch iets wat de mens van de dieren onderscheidt.

In de theologie is de link gelegd met het medeweten van God, Die als het ware over onze schouder meekijkt. Hoewel we voorzichtig moeten zijn met theologische conclusies vanuit de etymologie, zit daar wel een kern van waarheid in. De puriteinen spraken van de spion van God. Het geweten heeft een aanklagende functie. De heidenen die de wet niet kennen, zijn zichzelf een wet. De wet van God is geschreven in hun harten „hun geweten medegetuigende, en de gedachten onder elkander hen beschuldigende, of ook ontschuldigende”, (Romeinen 2:15).

Het geweten is niet onfeilbaar, maar moet altijd getoetst worden aan het Woord van God. Het geweten kan gevormd of misvormd worden. Dat is niet alleen in de opvoeding het geval, maar ook in de vorming van het collectieve geweten van de cultuur. Gewenning aan het kwaad sust het geweten.

De macht van de duivel -die de overste van deze wereld genoemd wordt- mag niet onderschat worden. Hij weet uit ervaring dat er geen betere manier is om zijn invloed uit te oefenen dan door een vermenging van goed en kwaad. Als christenen zich niet meer onderscheiden en beginnen de zonde -in welke vorm dan ook- te accepteren, heeft de satan een machtig wapen om de wereld in zijn greep te houden. Ethische keuzes moeten altijd geplaatst worden in het licht van de strijd tussen het rijk der duisternis en het Koninkrijk van God.

Het is opvallend dat Paulus juist in de context waarin hij de homoseksuele praktijk onder de heidenen bekritiseert, zo sterk verwijst naar het geweten. Paulus noemt de excessieve uitingen van homoseksualiteit een oordeel van God over de afgodendienst. Omdat de heidenen de heerlijkheid van de onverderfelijke God veranderd hebben in de gelijkenis van een beeld en omdat zij „God kennende, Hem als God niet hebben verheerlijkt”, heeft God hen overgegeven aan de begeerlijkheden van hun hart.

De heidenen zijn diep in hun hart overtuigd dat hun levenswijze zondig en onnatuurlijk is, maar toch gaan zij er mee door. Het ging in die context om excessen die niet zomaar op één lijn te stellen zijn met alle homoseksuele relaties, maar de aanvaarding van die relaties in onze context kan wel leiden tot onderdrukking van de stem van het geweten.

Orthodoxe christenen mogen niet voor de verzoeking bezwijken om alternatieve seksuele relaties normaal te vinden. Zij zijn medeverantwoordelijk voor de gewetensvorming van het volk. De keuze van de commissie-Cnossen is vooral een verkeerd signaal naar de wereld om ons heen.

Ds. W. L. Tukker heeft eens gezegd: „De gereformeerde prediking heeft niet het hart, maar wel het geweten van het volk mee.” Hoelang nog?

Meer over
ChristenUnie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer