De illusie van een Koerdische staat
Met de veiligheid in Noord-Irak is het net zo gesteld als met het democratisch gehalte van de staat en de onafhankelijkheid van het land. Onveilig is het er niet, maar absoluut veilig ook niet. En het lijkt er democratisch aan toe te gaan, maar een echte democratie is het niet. Is Noord-Irak eigenlijk wel een staat? Dromen over een onafhankelijk Koerdistan.
Wie ’s nachts als onbekende op de luchthaven van de Noord-Iraakse stad Erbil arriveert, krijgt een onbestemd gevoel. Anders dan op andere luchthavens staan buiten geen taxi’s met draaiende motor te wachten om de zojuist gelande passagiers naar hun plaatselijke bestemming te brengen. Ook staan er geen auto’s van familieleden of kennissen. Er staan bussen en die brengen de reizigers naar een 1 kilometer verderop gelegen parkeerterrein, waar de taxi’s en de andere auto’s staan. De afstand moet autobomaanslagen op de luchthaven voorkomen.De rit met de taxi naar het hotel versterkt het idee in een land te zijn waar het minder veilig is. De straatverlichting is uit. De nacht wordt hier en daar verlicht door kampvuren langs de kant van de weg. Hier hebben militairen controleposten ingericht. De soldaten vragen iedere chauffeur naar zijn papieren. Tegelijkertijd werpen ze een blik naar binnen, naar de passagiers. „Paspoort?!” Het is meer een bevel dan een vraag. Na de check mag de taxi verder rijden. De militairen keren terug naar het vuur om zich te warmen in de koude nacht.
De volgende ochtend schijnt de zon uitbundig en oogt de stad Erbil zoals elke andere stad. Alleen de betonnen blokken voor de duurdere hotels, die het onmogelijk moeten maken dat met explosieven volgeladen auto’s de gebouwen binnenrijden en opblazen, attenderen bezoekers erop dat Erbil toch iets anders is.
Geen oppositie
Toch is het Koerdische deel van Irak een oase van rust en veiligheid in vergelijking met het Arabische deel van Irak, waar soennieten tegenover sjiieten staan, waar terroristen van al-Qaida de Amerikanen bestrijden en waar christenen het leven onmogelijk wordt gemaakt. „Hier zijn ook wel islamitische extremisten”, vertelt Ari Harsin, „maar hun aantal is gering.”
Ari Harsin is chef van de bureauredactie van de onafhankelijke Koerdische krant Awene. In 1989 vluchtte hij om politieke redenen naar Nederland, waar hij de kost verdiende als docent wiskunde. In 2006 keerde hij terug naar Irak. „Als onafhankelijk journalist wilde ik de stem van de oppositie laten horen.”
Dat klinkt alsof de oppositie geen gelegenheid krijgt haar stem te laten horen.
Harsin: „Als alle partijen die in het parlement zitting hebben zijn vertegenwoordigd in de regering, kun je naar mijn mening niet spreken over een democratie. Een democratie zonder oppositie is geen democratie. Het parlement van Noord-Irak werkt niet.”
Harsin doelt op de niet minder dan 42 ministers tellende regering waarin alle partijen zijn vertegenwoordigd, maar waarin in feite de KDP en de PUK de dienst uitmaken. De Koerdistan Democratische Partij wordt geleid door Masud Barzani, de Patriottische Unie van Koerdistan door Jalal Talabani.
De coalitie is eerder een verstandshuwelijk dan een hechte club. De twee partijen waren in 1993 en 1994 in een bloedige strijd verwikkeld, waarin de KDP van Barzani de sterkere bleek. Onder druk van de Verenigde Staten staakten ze de strijd, maar vrede sloten ze niet. Na de val van Saddam Hussein in 2003 stelden de KDP en de PUK uit pragmatische overwegingen een gezamenlijke lijst samen. Bij de verkiezingen voor het 275 zetels tellende Iraakse parlement wonnen ze in januari 2005 niet minder dan 75 zetels. Deze zetels gaf de Koerden kracht om hun eisen op landelijk niveau naar voren te brengen en te verdedigen. Zo slaagden de Koerden erin hun eigen autonome regering in de Koerdische regio veilig te stellen.
Verbetering
Tegelijk met de Iraakse verkiezingen werden ook in Iraaks Koerdistan verkiezingen gehouden. Om een nieuwe machtstrijd te voorkomen vormden beide partijen weer een gezamenlijke lijst. De lijst won 82 van de 105 zetels. Iedere partij kreeg keurig 41 zetels. Tegelijk werd afgesproken dat Talabani president van Irak werd en Masud Barzani president van Koerdistan. Nechirawan Barzani, een neef van Masud, is minister-president van Koerdistan.
„Deze twee partijen bepalen wat er gebeurt. Het parlement heeft daarop geen invloed. En die 42 ministeries zijn er alleen maar om iedere partij een stem te geven, maar een oppositie is er niet. En een democratie zonder oppositie is geen democratie”, concludeert Harsin.
De oplossing die is gekozen om iedere partij een stem te geven, geeft tegelijk iets weer van het onderlinge wantrouwen. Van een programmatische, stevige basis en wederzijds vertrouwen is geen sprake. De belangrijkste ministeries, zoals die van Justitie en Defensie, zijn verdeeld. Koerdistan heeft voor zijn 4 miljoen inwoners meer ministeries nodig dan China om 1 miljard mensen te besturen.
Toch weten Harsin en ook andere mensen dat het democratisch gehalte van de staat een hele verbetering is ten opzichte van de toestanden onder Saddam Hussein. Een van hen is de 55-jarige Jehyd Kayani, die net als Harsin voor Saddam moest vluchten. Kayani is als decaan verbonden aan de universiteit van Erbil. Van 1995 tot 2004 verbleef hij in Nederland. „Ik deed werk op mbo-niveau, maar raakte dat kwijt na de aanslagen van 11 september. Omdat ik niet de hele dag thuis wilde zitten en tv-kijken ben ik teruggekeerd.”
Saddam was een jaar doorvoor ten val gebracht. „De situatie onder Saddam kun je niet vergelijken met de huidige situatie. We hebben geen 100 procent democratie, maar in vergelijking met het verleden is het een hele verbetering. Onder Saddam mocht je geen typemachine hebben, maar ook het bezit van een satellietschotel of een videocamera was al strafbaar. De politie kon iemand zomaar oppakken. Dat is nu allemaal voorbij.”
Vriendjespolitiek
Commentatoren wijzen erop dat Talabani en Barzani niet de reputatie van echte democraten genieten. Waarschijnlijk zullen ze dat ook nooit worden. Tijdens de burgeroorlog in de jaren negentig schonden ze de mensenrechten op grote schaal. Tegenstanders verdwenen spoorloos.
Barzani domineert als vanouds de regio rond Dohuk en Erbil, Talabani het gebied rond Sulamaniyah. Zij en hun familieleden beheren deze gebieden. Barzani heeft op zijn bankrekening een tegoed van naar schatting 2 miljard dollar, Talabani moet het doen met een slordige 400 miljoen.
Harsin: „Iedereen voert hier vriendjespolitiek. Om mensen aan zich te binden krijgen ze een baantje als ambtenaar. We hebben hier 1 miljoen ambtenaren. Niet minder dan 75 procent van ons budget gaat op aan salarissen voor de ambtenarij. Dat willen ze terugbrengen naar 50 procent.”
Om dat percentage te verlagen zijn er twee mogelijkheden: of een deel van de salarissen schrappen of een aantal ambtenaren op straat zetten. Met beide maatregelen maak je geen vrienden en de regering is al impopulair. Volgens Harsin neemt de ontevredenheid toe. „De wegen zijn slecht, er is niet 24 uur per dag stroom en de producten in de winkel zijn duur, want we voeren alles in, tot aan fruit en groente toe. We kunnen het betalen omdat de centrale regering in Bagdad 17 procent van de totale olie-inkomsten overmaakt naar de Koerden.”
Afhankelijk
De opmerking van Harsin onderstreept hoe afhankelijk de Koerden blijven van Bagdad en het buitenland, voor wat betreft de olie-inkomsten en de voedselimport. Met de stad Kirkuk erbij kunnen de Koerden zelfstandig verder, maar het is de vraag of Bagdad en ook Turkije dat zullen toestaan (zie ”Kruitvat Kirkuk”). De grote vraag is natuurlijk wat de Verenigde Staten als regisseur in Irak willen. De vraag is snel beantwoord. Turkije is als grote, gevestigde staat een sterker en solider bondgenoot dan de Koerden.
Toch blijft dat de droom van veel Koerden: een volstrekt onafhankelijke staat. Harsin noemt die droom niet realistisch. „De buurlanden Turkije, Iran en Syrië, elk met een Koerdische minderheid, zullen daar nooit mee akkoord gaan. Want dat zal ertoe leiden dat ook de Koerden in die landen zich bij ons willen aansluiten en dan raken ze een deel van hun gebied kwijt. Dat zou het machtsevenwicht verstoren. De Joden hebben door een sterke lobby zestig jaar geleden de staat Israël voor elkaar gekregen. Wij Koerden krijgen dat niet voor elkaar. Er komt geen tweede Israël.”
Ook Kayani ziet in dat een onafhankelijke Koerdische staat te hoog gegrepen is. „Als de Koerden het in die landen goed hebben, zeg maar gelijke rechten hebben, dan moet je niet meer willen. Maar ze worden achtergesteld. Kijk alleen maar naar Turkije, waar de regering niet wil praten over het Koerdenprobleem.”
Een onafhankelijke Koerdische staat is misschien te hoog gegrepen, maar Barzani ziet dat toch als zijn ideaal?
Kayani: „Dat is natuurlijk het ideaal, maar het is de vraag of het er ooit van komt. Misschien jagen we wel een illusie na.”
Kruitvat Kirkuk
„Als het om de zeggenschap over Kirkuk gaat moeten niet de levenden, maar de doden worden geteld.”
Van wie is Kirkuk? Van de Arabieren? Van de Koerden? Van de Turkmenen? Of van de christenen? Alle vier de bevolkingsgroepen maken aanspraak of kunnen aanspraak maken op de stad die vooral interessant is vanwege de olievelden.
Voor de vrede was het misschien beter geweest als er geen olie in de grond had gezeten. De verschillende bevolkingsgroepen leefden in betrekkelijke vrede naast elkaar tot in de jaren twintig van de vorige eeuw rond Kirkuk olie werd gevonden.
Vooral na de val van de monarchie in 1958 lanceerden Iraakse regeringen arabiseringscampagnes om hun greep op de olievelden in de regio te versterken. Onder de arabiseringspolitiek werden tienduizenden Koerden en Turkmenen uit Kirkuk verdreven. Duizenden Arabische families uit het zuiden en de Centraal Arabische regio’s werden aangemoedigd en soms ook gedwongen zich in Kirkuk te vestigen.
Om de situatie rond Kirkuk te normaliseren is in de Iraakse grondwet een driestappenplan opgenomen. Artikel 140 staat Koerdische en Turkmeense vluchtelingen toe terug te keren naar de stad. Arabieren die tijdens het regime van Saddam Hussein naar Kirkuk kwamen, worden opgeroepen de stad te verlaten. Zij krijgen daarvoor compensatie. De tweede stap is een volkstelling, die gevolgd moet worden door een provinciaal referendum over de vraag of Kirkuk een federale regio blijft of onderdeel wordt van Koerdistan.
Het venijn zit ook hier in de staart. Het referendum zou vóór december 2007 worden gehouden, maar is uitgesteld tot het einde van deze maand. Het ziet ernaar uit dat het referendum opnieuw wordt uitgesteld, want niemand heeft er ook maar iets van vernomen. Blijkbaar zitten de Verenigde Staten met het referendum in hun maag. De Koerden willen niet dat Kirkuk deel zal gaan uitmaken van het Arabische deel van Irak en omgekeerd willen met name de Turkmenen en de Arabieren niet bij Koerdistan horen.
- De Koerden stellen dat Kirkuk een integraal onderdeel is van Koerdistan. Ze benadrukken de historische banden met de stad en ontkennen dat de olierijkdom hun belangrijkste drijfveer is. Wijzend op de volkstelling van 1957 stellen ze dat ze een meerderheid in de regio vormen. De Turkmenen zijn in hun ogen door de Osmanen gestuurde nieuwkomers. De Arabieren vestigden zich pas in de moderne tijd in Kirkuk.
- De Turkmenen beschouwen Kirkuk en andere steden in het gemengde bevolkingsgebied als Turkmeense steden, waar toevallig ook andere gemeenschappen wonen. De Turkmenen migreerden in de elfde en na de zestiende eeuw naar Irak. De aanwezigheid van de Koerden schrijven zij toe aan de vondst van olie in 1927. De Turkmenen hebben de steun van Turkije. Ankara ziet de Turkmenen als een verwante bevolkingsgroep die recht heeft op bescherming.
- De Arabieren die zich in Kirkuk hebben gevestigd erkennen vaak dat ze nieuweling zijn. In sommige gevallen geven ze aan dat ze zelf slachtoffer zijn van Saddam, omdat hij hen dwong te verhuizen. De jongere generatie wil vaak niet weg en wil dat Kirkuk bij het Arabische deel van Irak blijft horen.
- De christenen hebben de oudste papieren. Volgens hen ligt de oorsprong van Kirkuk in het Assyrische Rijk (2000 612 v.Chr.). De christenen zien zichzelf als de oorspronkelijke bewoners en de andere groepen als nieuwkomers. Vanwege hun geringe aantal spelen zij geen rol. Het maakt hen niet uit met welke regering ze moeten samenwerken. Ze „willen vooral vreedzaam samenleven en het ongelukkige verleden vergeten.”