Neergestort op het ijs
De eerste Zuidpoolreis van zeeonderzoeker Maarten Klunder (27) liep op 2 maart uit op een regelrecht drama. Wonderwel overleefde hij een helikoptercrash, waarbij twee collega’s om het leven kwamen. Zelf kwam de Texelaar ervan af met een heup uit de kom en wat kneuzingen. Met de krukken binnen handbereik blikt hij terug.
„Vroeg in de ochtend stegen we met de helikopter op. We zouden vanaf ons Duitse onderzoeksschip Polarstern naar onderzoeksbasis Neumayer II vliegen, een afstand van ongeveer 8 kilometer.Het uitzicht was adembenemend. Het rode licht van de zon, de ijsschotsen, de pinguïns, de robben. Zo ver ik kon kijken, zag ik witte ijsvlaktes. Dat grootse, dat is zo indrukwekkend.
We vlogen met zijn vijven. Mijn collega Willem Polman zat voorin, naast de Duitse piloot. Willem wilde filmen. Verder vlogen een Franse onderzoekster en een technicus mee.
Zelf was ik niet zozeer bezig met de helikoptervlucht, maar meer met de tocht terug, van de basis naar ons schip. We zouden die afstand van 8 kilometer gaan lopen. Ik had daar veel zin in.
Het zicht was goed. We genoten van de weidse panorama’s. Hoe hoog we vlogen, weet ik niet precies. Hoger dan 50 meter was het wel. Afstanden zijn moeilijk in te schatten als je over zo’n enorme witte ijsvlakte vliegt.
Ik herinner me nog dat ik op het ijs beneden iets opmerkelijks zag. Het leek of er een container op het ijs stond. Of was het een pinguïnkolonie? Ik weet het niet.”
Doodvriezen
„Ineens moet er iets vreselijks zijn misgegaan. Hoe en waarom de helikopter is neergestort: ik weet het niet.
Wat ik me vooral herinner is dat ik met een zeer been op het ijs zat. Opstaan kon ik niet. Ik wilde weg, want het was koud. Ik dacht dat ik zou doodvriezen. Het vroor ongeveer 15 graden. Ik had me goed gekleed. Ik droeg een thermobroek, een fleecejack, handschoenen en een thermoshirt.
Er was veel bloed. De verongelukte slachtoffers heb ik niet gezien. Ergens in mijn buurt zag ik de technicus en de Franse onderzoekster staan. De technicus riep met een walkietalkie hulp in van het kamp en van het schip. Na 38 minuten waren hulpverleners in poolvoertuigen vanaf de basis op de plaats van het ongeval.
De arts die me ter plekke eerste hulp verleende, bleef tegen me praten. „Hoe voel je je? Wat is er gebeurd?” Dat gaf een geruststellend gevoel. Met een andere helikopter werd ik naar ons onderzoeksschip gevlogen. Angst om in de helikopter te stappen, had ik niet. Dergelijk vervoer was op dat moment de beste optie.
Toen ik eenmaal op het schip in het scheepshospitaal lag, dacht ik: Gelukkig, we vriezen niet dood. Ik kreeg een verdoving, waarna mijn heup weer in de kom werd geplaatst. De twee andere gewonden, de technicus en de Franse onderzoekster, waren gelukkig ook buiten levensgevaar.
Bij de rouwceremonie die mijn collega’s kort na de crash achter op het dek van de Polarstern hielden, kon ik niet aanwezig zijn. Ik moest op bed liggen. De zuster in het ziekenhuis was heel zorgzaam. Van collega’s hoorde ik dat het een beladen en emotionele bijeenkomst was. Het heeft de meeste mensen geholpen bij hun rouwverwerking.”
Tot ziens
„Enkele dagen na het ongeval werden we naar Kaapstad gevlogen. Dat was jammer. Ik had m’n werk op de Zuidpool graag willen afmaken. Ik had een band met m’n collega’s opgebouwd. Die werd abrupt afgebroken. Op de Polarstern zwaaiden ze ons uit en maakten een spandoek met ”Tot ziens en beterschap”.
Het is op de Zuidpool niet eenvoudig om met een vliegtuig op te stijgen. De piloot moest twee pogingen afbreken.
Met het toestel vlogen we naar een Russische basis, ongeveer 750 kilometer verderop. Vandaar werden we naar Kaapstad gevlogen. Gelukkig lieten de weersomstandigheden die vliegreizen toe. Op de Zuidpool is het altijd oppassen voor heftige stormen.
In Kaapstad hebben we met zijn drieën nog een tijdje in het ziekenhuis gelegen. Dat versterkte de band met elkaar. Op de ziekenhuiskamer heb ik een goede tijd gehad. We maakten weer de eerste grapjes. Mijn collega had er bijvoorbeeld veel schik om dat ik nog trombosespuiten kreeg terwijl zij die niet meer hoefde.
Al met al heb ik veel geluk gehad. Het is allemaal wel erg triest. In één klap verloor ik twee collega’s. Willem Polman kende ik al langere tijd. Ik ben eerder met hem op onderzoeksreis geweest. Dat hij bij een helikoptercrash om het leven is gekomen, is voor mij nu nog steeds heel onwezenlijk.”