Gegronde hoop
„Maar Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onzen Heere Jezus Christus.”
1 Korinthe 15:57Geen van Gods kinderen die ooit op de aarde leefden, had een sterker geloofsvertrouwen, of een levendiger hoop, dan de apostel Paulus. Niemand, dat durf ik wel te zeggen, had ook een dieper gevoel van zijn onwaardigheid dan hij. Hij beschouwde zichzelf als de voornaamste van de zondaren, als de minste van alle heiligen. Zijn hoop bestond alleen uit vrijmachtige genade.
In zijn geschriften horen wij hem zuchten en kermen onder de last van zijn verdorvenheid. Op hetzelfde ogenblik horen wij hem van blijdschap juichen, in de vaste overtuiging dat hij met God verzoend was in de Geliefde en een erfgenaam was van het eeuwige heil.
Ik ben verzekerd dat onze geliefde zuster (van 21 jaar, die wij hier begraven mogen) het van harte zou toestemmen indien ik haar voorstelde als een ellendige zondaar, als een die geen vrede in haar gemoed, noch hoop op de eeuwige zaligheid in zich had, dan alleen die voortvloeide uit Gods vrijmachtige genade en gegrond was op de volmaakte verdienste van Christus. Dit was het fundament van haar hoop.
Zo moet het ook met u gesteld zijn, wilt u ooit de dood met blijdschap tegemoet zien. Zij leefde onder een gedurige bewustheid dat we in onszelf de eeuwige verdoemenis waardig zijn en ook een gegronde bewustheid dat God ons in Christus aanziet en ons eenmaal tot zich zal nemen.
Abraham Booth,
predikant te Londen
(”Christens zeegepraal”, 1765)