Kerk & religie

Het scheepje moest verdwijnen

Onlangs las ik een verhaal dat ik kort daarna, in ongeveer dezelfde bewoordingen, ook in een leespreek hoorde. ’t Was een aansprekend voorbeeld. Een schilder zag op een zeker moment een armoedig uitziende man voorbij zijn atelier komen. Een bedelaar - zo iemand zocht hij nu juist om zijn schilderij compleet te maken.

J. Mastenbroek
22 May 2008 11:33Gewijzigd op 14 November 2020 05:52
LEONARDO DA VINCI
LEONARDO DA VINCI

Hij gaf de man flink wat geld om eerst een goede maaltijd te kunnen bestellen en maakte de afspraak dat de bedelaar zich daarna bij zijn atelier zou melden.Op de afgesproken tijd klopte de bedelaar bij de schilder aan. Die herkende deze man totaal niet. Toen hij de schilder herinnerde aan zijn verzoek om te komen poseren, werd het hem duidelijk. Maar hij wilde een bédelaar schilderen. Niet degene die nu op zijn stoep stond: een net geklede man die zich zichtbaar had opgeknapt en naar de kapper was geweest. Kortom, die met het royale geld dat hij had ontvangen voor een maaltijd ergens nette kleren had opgediept en nu als een heer zich meldde.

Het feest ging niet door. Zó had de schilder niets aan die man. Een bedelaar, ongewassen, ongeschoren en met vuile kleding, dát had hij bedoeld.

Bewaarschoolversje
Misschien had die kunstschilder ook het versje wel geleerd waarover dr. J. J. Buskes schreef. Deze latere ’rooie’ dominee had op de christelijke bewaarschool in zijn geboorteplaats Utrecht twee versjes onthouden die diepe indruk op hem maakten. Die hij na vijftig, zestig jaar zich nog woordelijk wist te herinneren, wat met al die andere bewaarschoolversjes niet zo was.

Een man op klompen
In bedelaarslompen
Is dikwijls meer
Dan al die heertjes
Met mooie kleertjes
Bij God de Heer.

Wellicht stond de inhoud van dit versje de schilder voor ogen. Géén nette heer, maar een bedelaar moest op zijn schilderslinnen uitgebeeld worden!

Smijtegelt
Kunstschilders kunnen met hun kwasten rake taferelen creëren. Bekend zijn de Bijbelse voorstellingen van Rembrandt Harmensz. van Rijn, onze grootste schilder. Met hoeveel invoelingsvermogen liet hij op doek of paneel de Bijbel spreken. De doop van de kamerling van Candacé, de wenende profeet Jeremia, de storm op zee.

Afbeeldingen staan soms jarenlang in het geheugen gegrift. Zittend op de schoot van grootmoeder, op haar zwartgrijs gebloemde schort, bekeek ik, haar vijfjarig kleinzoontje, de gekleurde prenten in de Statenbijbel. Haar gerimpelde handen wezen dan op voorstellingen, waarvan twee mij bijbleven: de koperen slang en, vooral, Daniël in de leeuwenkuil, te midden van vreedzaam kijkende leeuwen die in mijn kinderbeleving er als lieve poezen uitzagen.

Later, de leeskunst zelf machtig, las en herlas ik de ”Bijbelse Geschiedenis” van Vreugdenhil en de kinderbijbel van Van Wijk - de laatste een beetje moeilijk soms. Maar die ene tekening, van Judas, die de dertig zilverlingen door de tempel gooide… Ik associeerde hem altijd met de twee dikke boeken met zwarte rug en gouden letters in vaders boekenkast, waarop de naam ”Smijtegeld” stond. Het heeft best een tijd geduurd voor mij duidelijk werd dat die wanhopige Judas juist een tegenbeeld was van vader Smijtegelt. Ik bedoel maar - een afdruk laat een indruk na. Ook in een kinderziel.

Scheepje
Schilders kunnen de grootheid van de Schepper uitbeelden. Dat kan hun drijfveer zijn. In de Goudsche Kerkbode van vrijdag 28 mei 1920, de veertiende jaargang van dit ”Officiëel Orgaan van de Gereformeerde Kerken der Classis Gouda”, mij van bevriende zijde aangereikt, staat een opmerkelijk artikeltje. Het gaat over de wereldberoemde muurschildering van Leonardo da Vinci die hij in een Milaans dominicanerklooster aanbracht: het laatste avondmaal. De schilder stond één doel voor ogen: de figuur van Jezus moest terstond ieders blik trekken en in het middelpunt staan.

Op een deel van dit schilderstuk was een klein scheepje geschilderd. Da Vinci had daar drie volle weken aan gewerkt. Toen de schildering na drie jaar klaar was en het publiek toestroomde, zag Leonardo dat de mensen zich aan één kant van het schilderstuk verdrongen om het kleine schip te bewonderen, waaraan hij zo veel werk had gehad. De loftuitingen waren niet van de lucht; iedereen bewonderde het scheepje. Toen ’s avonds de bezoekers waren vertrokken, nam de schilder zijn penseel en wiste met enkele krachtige streken het scheepje voor altijd weg. „Niemand moet ooit op iets anders zijn bewondering richten dan op Christus”, verklaarde hij zijn daad later.

Dreigement
Het verval van dit schilderstuk zette in 1517 al in. Het werd vaak gerestaureerd; de meest recente restauratie was in 1999. Wie de muurschildering van 460 x 880 centimeter wil zien, mag er niet langer dan vijftien minuten naar kijken.

Da Vinci werkte er drie jaar aan, van 1495 tot 1498. Korter dan aan zijn even beroemde Mona Lisa (”La Gioconda”), waarvoor hij tien jaar nodig had.

Volgens de kloosterabt werkte hij echter niet hard door en ook nog met de nodige onderbrekingen. De kloosteroverste zag Da Vinci eens binnenkomen, twee penseelstrepen zetten en weer vertrekken. Dat gedrag zinde hem allerminst en hij spoorde de kunstschilder herhaaldelijk aan om er vaart achter te zetten. Totdat de schilder het gedram van de abt zo zat werd, dat hij dreigde diens gezicht op het lijf van Judas te zullen schilderen. Dat dreigement hielp - de abt liet zich niet meer zien.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer