„Criminelen maakten beving pas echt tot ramp”
Hoe natuurlijk is een natuurramp als de aardbeving in de Chinese provincie Sichuan? Die vraag lijkt onzinnig, omdat iedereen weet dat een aardbeving niet door de mens kan worden veroorzaakt. Maar geldt dat ook voor de vraag wat deze beving tot een rámp maakte? In hoeverre waren kantoorgebouwen, huizen, en scholen slecht gebouwd door onbekwame lieden?
Een schooldirecteur die zijn schoolgebouw als een kaartenhuis zag instorten en die veel van zijn leerlingen onder het puin zag verdwijnen, riep het vorige week al uit: „Deze natuurramp is het werk van criminelen.” President Hu Jintao kondigde een onderzoek aan naar de constructie van de bijna 7000 scholen die tijdens de beving zijn ingestort.Iemand die zorgvuldig heeft onderzocht hoe crimineel (ook) de Chinese bouwwereld is, is dr. Yan Sun. Zij doceert politieke wetenschappen aan de City University van New York, en schreef enkele jaren terug (2004) het boek ”Corruption and Market in contemporary China”.
Deze studie stelt de schrikbarende misstanden aan de kaak die de Chinese economie en maatschappij beheersen als gevolg van fraude en omkoperij - en niet het minst de bouwwereld. Wie Yuns boek leest, verbaast zich niet over de uitroep van de schooldirecteur; des te meer over het feit dat er vorige week niet méér gebouwen tegen de vlakte zijn gegaan.
De jaren ’80 en ’90 waren in China jaren van decentralisatie. De centrale regering in Peking droeg tal van verantwoordelijkheden over aan de provinciale en de regionale autoriteiten. Volgens kenners is dat een van de belangrijkste drijfveren geweest van het Chinese economische succes. Daarmee kregen lokale en regionale overheden de vrije hand bij het selecteren van aannemers voor de vele bouwprojecten die van de grond kwamen - bouw van fabrieken, scholen, renovatie van kantoren.
Tegelijkertijd deed zich een ander verschijnsel voor: dankzij de ruimte die er kwam voor particulier initiatief, schoten kleine particuliere aannemingsbedrijven als paddenstoelen uit de grond. Yun typeert hun bazen als volstrekt onervaren op commercieel terrein en onbekwaam tot bouwen. Het merendeel kon dan ook geen enkel door de staat uitgegeven certificaat van bekwaamheid -een soort vergunning om te mogen bouwen- overleggen. Om toch aan de bak te komen zochten deze kleine bouwbedrijven massaal hun toevlucht tot het omkopen van ambtenaren in ruil voor bouwcontracten. Toen in de jaren ’90 de bouwgekte in China toesloeg -aangewakkerd door buitensporige economische groei van boven de 10 procent- nam ook de omkoperij in de bouwwereld schrikbarende proporties aan.
tussenkop (u16(Sloopmaterialen
Een andere factor die dan meespeelt is de opkomst van staatsbedrijven (de zogenaamde SOE’s - State Owned Enterprises) als spelers op de markt. Omdat deze SOE’s -veel meer dan particuliere bedrijven- streng worden gecontroleerd, was er extra veel geld nodig om het leger pottekijkers buiten de deur te houden.
Halverwege de jaren ’90 nam de bouwsector een vijfde van alle corruptie voor zijn rekening; eind jaren ’90 was dat een derde. Voor bedrijven werd het gebruikelijk om 3 tot 5 procent van de financiering van een bouwproject te reserveren voor steekpenningen. Er waren zelfs uitschieters naar 10 procent. De hoge kosten aan steekpenningen werkten door in de toch al lage kwaliteit van de bouwsels. Door te bezuinigen op bouwmaterialen, door slechte kwaliteit beton te gebruiken en zelfs sloopmaterialen te verwerken in de gebouwen, probeerde men nog zo veel mogelijk winst te maken.
Een aannemer vertelde Yun dat in zijn stad vrijwel alle lokale bouwbedrijven zich bij de burgemeester meldden, zodra er weer een project te vergeven was. Hun onderlinge strijd werd beslecht door de hoogte van het omkoopgeld. In de meeste gevallen, aldus Yuns informant, hadden de bouwondernemingen die op die manier orders in de wacht sleepten, geen enkel certificaat van bekwaamheid, en waren het zelfs vaak om opportunistische redenen in elkaar geflanste bedrijven.
Een andere kwalijke praktijk was (en is) het vaak vele malen doorverkopen van een binnengehaald contract. De baas van een bouwbedrijf vertelt hij een order pas kreeg nadat het vijf keer was doorverkocht. Bij iedere verkoop steeg de ’omkoopprijs’ met zo’n 15 procent - en dat ging uiteraard allemaal ten koste van het budget voor de feitelijke bouw. Aan het eind van deze malafide estafette was er nog nauwelijks winst uit zo’n project te halen.
Sommige grote bouwbedrijven die een topcertificaat van de overheid op zak hebben, verdienen goud met het binnenhalen van projecten -op grond van hun goede naam en bekwaamheid- om die vervolgens door te verkopen aan inferieure aannemers. Yun noemt het voorbeeld van een stad met slechts één aannemer van topkwaliteit, waaraan het stadsbestuur vervolgens 400 andere inferieure aannemers vastkoppelde. Die gingen dan buiten de stad de boer op, om met de papieren van het topbedrijf op zak, orders in de wacht te slepen.
Met zijn allen waren ze goed voor een winst van 2 miljard yuan op jaarbasis. Het topbedrijf verdiende meer dan 50 miljoen yuan per jaar aan het verstrekken van tienduizenden fotokopieën van zijn certificaat aan andere aannemers.
Overigens is het omkopen van ambtenaren om een order binnen te halen nog maar het begin van een lange weg van frauduleuze praktijken. Daarna komen de bedragen in natura, de dure diners, de prostitutiebezoeken en de vakantiereisjes die het leger van inspecteurs, controleurs en accountants op afstand moeten houden.
Nu in Sichuan de jacht op de menselijke makers van deze natuurramp is geopend, zal het voorlopig wel heel rustig zijn in al die restaurants, bordelen en vakantieresorts,