Tussen onkruid en tarwe
Op 18 maart 1582 ontsnapt Willem van Oranje ternauwernood aan een moordaanslag door de 20-jarige Jean Jauregui. Een halfjaar later wordt Steenwijk bij verrassing door Spaanse troepen ingenomen. De Tachtigjarige Oorlog woedt in alle hevigheid. Te midden van het rumoer komen in het stadje Vrijburgh rooms-katholieken, gereformeerden, lutheranen en wederdopers bij elkaar om te discussiëren over gewetensvrijheid. Calvijn is er ook.
Calvijn in 1582 in Vrijburgh? Vrijburgh heeft nooit bestaan en Calvijn was al in 1564 overleden. De ”Synode over gewetensvrijheid” is dan ook een fictief godsdienstig gesprek dat voortkomt uit de inktkoker van Dirck Volkertszoon Coornhert, vermaard medestander van Willem van Oranje.Coornhert (1522-1590) was een vurig pleitbezorger van de gewetensvrijheid. Hij ergerde zich mateloos aan de gereformeerde predikanten die in de opstandige Nederlanden een nieuw geloofsmonopolie wilden vestigen. Terwijl de opstand tegen Spanje in zijn ogen juist bedoeld was om godsdienstvrijheid en religievrede te bereiken: „Tot nut ben ik voor mijn naasten als de genadige God door middel van mijn werk voorkomt dat de lang begeerde gewetensvrijheid niet onmiddellijk van de ene kluister in de andere komt.”
Daarom schreef hij in 1582 het boek ”Synodus vander Conscientien Vryheydt”, een bundel fictieve verslagen van negentien zittingen over de vraag hoe afgevaardigden van uiteenlopende godsdienstige richting denken over godsdienstvrijheid. Het boek werd tot nog toe één keer herdrukt, in 1630, en één keer vertaald, in 1979, in het Frans. Nu is de tekst beschikbaar in een eigentijdse Nederlandse hertaling, die des te sterker doet uitkomen hoe modern en verlicht het werk eigelijk is. „Niemand dwaalt vrijwillig! Wie zou willens en wetens eeuwig pijn willen lijden? Onwetendheid doet dwalen.”
Eensgezind
Coornhert zelf is op de synode aanwezig als Gamaliël, een naam die verwijst naar de leermeester van Paulus. Voorzitter van de synode is Jezonias. Hij vervangt de echte voorzitter, meester Daniël, die niet aanwezig kan zijn, omdat hij ontboden is bij „de grote Koning”. Jezonias wil Daniël bij diens terugkeer de verslagen van de zittingen aanbieden, in de verwachting dat hij zal bepalen wie er gelijk heeft. „Wij allen slaan zijn oordeel zó hoog aan dat elk van ons graag bereid is zijn eigen mening aan de zijne te onderwerpen”, zegt Jezonias in zijn openingswoord. „Wij zijn toch eensgezind van mening dat zijn oordeel niet menselijk, maar goddelijk is.” Met andere woorden, in meester Daniël verwijst Coornhert naar Christus. De synodeleden zijn niet steeds dezelfde; onder hen bevinden zich Calvijn, Beza, Bullinger, de Spaanse dominicaan Melchior Canus, „de katholieke afgevaardigde” en „de gereformeerde afgevaardigde”.
Dat Coornhert een plaatsvervangende voorzitter opvoert die slechts de verschillende meningen aanhoort en deze laat vastleggen zonder knopen door te hakken, is niet zonder betekenis. Coornhert wil ermee aangeven dat alle aanwezigen het gezag van de Heilige Schrift aanvaarden, maar dat hun meningen uiteenlopen als het gaat over de uitleg en de interpretatie ervan. En wie zal dan het verlossende woord spreken? „Elk houdt zijn kerk en leer voor de ware en de andere voor de valse”, zegt Gamaliël tijdens een van de zittingen. „Ik hoor wel dat iedereen roept dat zijn interpretatie, uitleg of leer waar en conform de Schrift is. Maar ik zie nog niet dat een van hen al zijn beweringen tegenover zijn tegenstrevers op een wettige manier in enig vrij concilie met onpartijdige rechters bewezen heeft.” En daarom moeten ze maar ophouden elkaar te verketteren. Laat het onkruid met de tarwe opgroeien opdat niet de tarwe in plaats van het onkruid wordt uitgetrokken. Met de wederkomst van Christus zal de Waarheid aan het licht komen.
Servet
Tijdens de synode komen allerlei in Coornherts tijd omstreden thema’s aan de orde. Kan de zichtbare kerk van Christus dwalen? Kan de traditie als bewijsgrond dienen? Hebben heidense auteurs bewijskracht? Is de burgerlijke of de kerkelijke overheid bevoegd te oordelen over ketterij en ketters? Moet men met andersdenkenden in debat gaan? En vooral: mag de overheid ketters doden?
Terugkerend refrein (Coornhert formuleert het letterlijk zestien keer zo in de ”eindbalans”) is: „De gereformeerden misprijzen de katholieken hierom, maar doen het de katholieken wel na.” Met andere woorden: de gereformeerden verwijten de rooms-katholieken zaken waaraan ze zich zelf schuldig maken, bijvoorbeeld het doden van andersdenkenden -Servet in Genève!- of het opvoeren van uitspraken van kerkvaders als bewijs voor hun gelijk. Beza verdedigt zich door te stellen dat de calvinisten, aanhangers van de zuivere religie, in dergelijke gevallen zeer terecht handelen. De rooms-katholieken op hun beurt vinden dat zíj, als ware kerk, in hun recht staan.
Coornhert laat Beza bijvoorbeeld tegen de katholieke afgevaardigde zeggen als het gaat om het doden van ketters: „Jazeker, zondig is wie christenen doodt, deugdzaam wie ketters doodt. Wij doen het laatste, u het eerste.” De katholieke afgevaardigde reageert daarop: „Dat is weer het oude liedje! Maar u spreekt als rechter in eigen zaak.” En zo is de patstelling -voor de zoveelste keer- compleet. Wat ook precies de bedoeling is van Coornhert. Hij wil aantonen dat er geen onafhankelijke instantie bestaat die het mogelijk maakt een oordeel te vellen in religieuze kwesties. Niemand moet dat dus willen.
Groot aantal wolven
Met juridische precisie beargumenteert Coornhert zijn standpunt. In de eerste zitting komt hij met de gereformeerden tot de conclusie dat de zichtbare kerk op aarde kan dwalen en dat er veel wolven tussen de schapen verkeren. Dat betekent logischerwijs dat deze kerk verkeerde beslissingen kan nemen. Dat is bijvoorbeeld gebleken toen de joodse ’kerk’ Christus ten onrechte veroordeelde. „Als men niemand omwille van het geloof vervolgt of doodt, is men er zeker van dat men geen lidmaten van Christus vervolgt of doodt, zoals de goed bedoelende, maar onverstandige Saulus nog deed. Maar als men dat wel doet, is het gezien het grote aantal valse profeten, leraren en herders, ja, het grote aantal wolven, onvermijdelijk dat de wolven de christelijke schapen verslinden en Christus in Zijn lidmaten vervolgen en doden.” Over dit punt komt hij fel in botsing met vooral Beza, die het doden van ketters verdedigt.
Coornhert heeft een grenzeloos vertrouwen in de kracht van redelijke argumenten. „Als zij die anders leren het bij het juiste eind hebben, dan hoort men de waarheid niet te weerstaan; leren zij onjuistheden dan kan de leugen gemakkelijk met de waarheid worden weerstaan.” Van artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis -dat de overheid valse godsdiensten moet weren en uitroeien- moet Coornhert dan ook niets hebben. Met dwang valt geen religie in stand te houden en geen ketterij uit te roeien. „Als wreedheid enig soelaas zou bieden tegen het kwaad, dan zou het kwaad allang zijn verdwenen”, stelt hij vast.
De overheid draagt in zijn optiek het zwaard slechts om de orde te handhaven en de veiligheid te garanderen. De kerk heeft geestelijke wapens om tegen ongeloof en ketterij te strijden: „Want, zoals Paulus zegt en de gereformeerde afgevaardigde uitvoerig heeft bewezen: allen die in Christus vroom willen leven, wórden vervolgd. Als zij worden vervolgd, zullen zij nooit meer aanraden anderen zo te behandelen. Zo deden ook Christus en zijn apostelen.” En: „Paulus, in alle eeuwigheid door God uitverkoren tot zijn prachtige taak, heeft in zijn jonge jaren zelfs zozeer gedwaald dat hij Jezus Christus in zijn discipelen vervolgde. Met zijn blinde ijver meende hij God van dienst te zijn. Zou elke gewetensvolle christen, ongeacht of hij tot de kerkelijke of wereldlijke overheid behoort, er niet uiterst op bedacht moeten zijn dat wat een uitverkorene als Paulus is overkomen hemzelf ook zou kunnen gebeuren?”
Grotere synode
De vraag dringt zich op of dit eeuwenoude geschrift voor christenen anno 2008 nog van nut kan zijn. Het kan inderdaad leerzaam zijn er kennis van te nemen. In de eerste plaats legt Coornhert de vinger bij de beschamende kerkelijke verdeeldheid. Als er nu een vergelijkbare synode zou moeten plaatshebben, dan zou het aantal afgevaardigden vele malen groter zijn dan in 1582.
Coornhert leert -in de tweede plaats- ook bescheiden te zijn over het hebben van eigen gelijk. Al te gemakkelijk wordt ook nu nog geroepen dat hier of daar de zuivere waarheid wordt gevonden. Het menselijke verstand is verduisterd, ook (juist?) als het gaat om goddelijke zaken. Dat neemt uiteraard niet weg dat er in leergeschillen Bijbelse argumenten uit te wisselen zijn. Coornhert laat echter zien dat het uiterst moeilijk is om dergelijke discussies zuiver te houden. Maar al te gemakkelijk wordt teruggegrepen op uitspraken van kerkvaders, op praktijken die al eeuwenlang gewoonte zijn of op besluiten van kerkelijke vergaderingen. Zelfs Calvijn ontkwam daar niet aan, maakt Coornhert duidelijk.
In de derde plaats wijst Coornhert onomwonden op de kracht van Gods Woord en op de onweerstaanbare werking van de Heilige Geest. „Als dat Woord betrouwbaar gebruikt wordt, is het levend, krachtig en doordringender dan een tweesnijdend zwaard. Dit scherpe zwaard van het Woord geeft God zijn aanvoerders in de mond om zijn vijanden te verslaan, zijn rijk te vergroten en de antichrist te vernietigen. Dit zwaard keert niet ongebruikt terug naar de Heer, maar volbrengt zijn wil. Met deze geestelijke (niet vleselijke) wapenen moet men deze geestelijke strijd tegen deze geestelijke vijanden van de geestelijke kapiteins in het geestelijke rijk van Christus voeren. Deze strijd tegen de geestelijke vijanden vindt plaats met debatten, de aanvallers van de berg Sion krijgen te maken met de Heilige Schrift! Daartoe geeft God, altijd trouw, de zijnen deze onoverwinnelijke wapens - en niet vergeefs.”
Kwetsen
In dit licht is het discutabel dat de hertalers in de inleiding beweren dat Coornhert in dit boek zou pleiten voor „volledige godsdienstvrijheid.” Inderdaad ziet Coornhert geen heil in het te vuur en te zwaard bestrijden van welk geloof dan ook. Maar er is bij hem beslist geen sprake van religieus relativisme. Voor hem staat vast dat de Bijbel Gods geïnspireerde Woord is. Mensen die menen met Coornherts boek in de hand een gelijke positie voor islam en christendom op te kunnen eisen, laten de auteur buikspreken. Want in dat opzicht was hij gewoon ouderwets, in de goede zin van het woord.
En wie Coornhert wil gebruiken als excuus voor ongebreidelde vrijheid van meningsuiting kan deze opmerking in zijn oren knopen: „De waarheid mag gezegd worden, zonder iemand te kwetsen.”
N.a.v. ”Synode over gewetensvrijheid”, door D. V. Coornhert; hert. door J. Gruppelaar, J.C. Bedaux, G. Verwey; uitg. Amsterdam University Press, Amsterdam, 2008; ISBN 978 90 8964 014 7; 256 blz.; € 36,-.
Dirck Volkertsz. Coornhert
Dirck Volkertsz. Coornhert (1522-1590) werd geboren in Amsterdam. Na een reis door Spanje en Italië ging hij in Haarlem wonen. Zijn ouders waren het niet eens met zijn keuze van huwelijkspartner en onterfden hem om die reden. Vele jaren voorzag hij in zijn levensonderhoud als etser en graveur. Coornhert kon ook schermen, fluit- en luitspelen en dichten - hij wordt soms genoemd als dichter van het Wilhelmus. Hij leerde op latere leeftijd Latijn, zodat hij de kerkvaders in die taal kon lezen.
Later werd hij notaris en in 1564 secretaris van het college van burgemeesters van Haarlem. In die functie leerde hij prins Willem van Oranje kennen, met wie hij een goed contact onderhield over religieuze verdraagzaamheid en godsdienstvrijheid. Dit maakte hem tot een verdacht man in de ogen van de Spaanse machthebbers. Na de Beeldenstorm werd hij voor de Raad van Beroerten gedaagd en tot eind 1567 in de Gevangenpoort in Den Haag opgesloten. In 1568 vluchtte hij naar Duitsland, van waaruit hij in 1573 weer terugkeerde. Na drie maanden de functie van secretaris van de Staten van Holland te hebben bekleed, moest hij opnieuw vluchten naar Duitsland. Daar verbleef hij tien jaar in ballingschap, waarna hij weer terugkeerde naar Haarlem, waar hij vervolgens een aantal jaren als notaris werkzaam was. Zijn vele geschriften op het terrein van theologie, moraal, strafstelsel en staatsinrichting zijn in het Nederlands in plaats van in het gangbare Latijn gesteld. Hij heeft op die wijze bijgedragen aan de verrijking en verbetering van de Nederlandse taal. Hij werd daardoor echter minder internationaal bekend dan bijvoorbeeld Erasmus. Coornhert was een (religieus) humanist, een verlicht en verdraagzaam renaissancedenker. Hij was van huis uit rooms-katholiek, maar ageerde fel tegen praktijken van kettervervolgingen. Hij is enkele keren op de vlucht geweest wegens zijn antirooms-katholieke gezindheid, maar hij werd ook verbannen door calvinistische stadsbestuurders en predikanten. Aan het einde van zijn leven vluchtte hij van Delft naar Gouda, waar toen een meer liberale overheid was, met als gevolg persvrijheid en een vrijzinnige prediking vanaf de kansel van de Sint-Janskerk. Coornhert overleed in Gouda op 29 oktober 1590.
Wetten en regels
Beza: Het zou voor u even gemakkelijk zijn dit te bewijzen als dat uw vingers allemaal even lang zijn. Hoor toch wat deze sufferd uitkraamt!
De katholieke afgevaardigde: Het zijn aannemelijke en gemakkelijk te bewijzen beweringen, mijnheer Beza. Het is immers bekend dat er meer dan 1500 jaar zijn verstreken waarin de Roomse Kerk haar besluiten, regels, verordeningen en ceremoniën heeft opgesteld. Zeker, wij moeten toegeven dat het er getalsmatig veel zijn. Maar let u eens op de grote tijdsspanne en op het feit dat er in de Apostolische Kerk al vijftien jaar verstreken waren voordat zij een synode hield, waarin ze niet meer dan vier artikelen opstelde. En vergelijk dat eens met uw mensen in Holland en Zeeland. Deze hebben nu al binnen de eerste zeven jaren drie synoden gehouden en daarin meer dan 450 artikelen opgesteld. Iedereen die kan uitrekenen dat zeven jaren nog geen tweehonderdste deel van 1580 jaren zijn, zal dan gemakkelijk kunnen bedenken dat uw volk meer dan 100.000 wetten zal hebben voordat het 1580 jaren heeft bereikt. Het zal ons daarmee verre overtreffen in het grote aantal decreten, regels, verordeningen en ceremoniën.”
Uit: ”Synode over gewetensvrijheid”.
De katholieke afgevaardigde: Maar als u nog eens nagaat hoe lang onze en hoe kort uw kerk bestaat, zult u, als u ook de waarheid wilt respecteren, moeten bekennen dat uw ijver, goeddunken en schijnheiligheid die van ons nu al verre hebben overtroffen. En verder, dat u zich evenmin als wij tevreden stelt met de H. Schrift en naar het u uitkomt er wat aan toevoegt, zoals wij ook doen.