Verlossing
De grote verlossing die hier in de tekst genoemd wordt, de heerlijke zegen die hier gevierd wordt, wordt God toegeschreven. Ons verderf is uit ons, maar onze hulp is in de Heere alleen. De Heere verlost Zijn volk niet door een daad van volstrekte macht, of opperste willekeur, maar langs een weg van Zijn volmaaktheden, zoals een heilig Rechter betaamt. Hij verlost hen op zo’n wijze dat Hij een rechtvaardig God blijkt te zijn, doch ook een ontfermende Heiland.
Hiervoor werd in de nooit begonnen eeuwigheid, in de raad van de vrede, als het grote middel tot uitvoering van het heil de Middelaar bepaald. Het is de Zoon van de gezegende God. Door Hem bekomen wij de overwinning op de zonde. Jezus verlost ons van de zonde, die aangemerkt wordt als de prikkel van de zonde. Het is de schuld van de zonde en de straf die zij op ons brengt, die het geweten pijnigt en de dood verschrikkelijk maakt. Hiervan verlost Hij ons door Zijn eigen dood aan het kruis en door de toepassing van Zijn verzoenend bloed aan het ontstelde geweten.Toen de gezegende Jezus Zijn leven opofferde en Zijn bloed vergoot, werd Hij een slachtoffer van de goddelijke rechtvaardigheid, en dat in plaats van Zijn volk. Toen werd Hij zonde gemaakt. Toen leed Hij in hun plaats als grote plaatsbekleder. Hij onderging de straf, die hun zonde verdiende.
Abraham Booth, predikant te Londen (”Christens zeegepraal”, 1765)