„Geen lijstjes, wel gesprekken”
DEN HAAG - De Zwolse wethouder S. J. C. Cnossen stelt niet iedereen in de partij tevreden met het rapport van zijn commissie. Toch is hij er ten volle van overtuigd dat het voorstel van zijn commissie onder de gegeven omstandigheden het enige juiste is.
Moet de ChristenUnie nu wel of niet in de gedragscode voor haar politici opnemen dat een homoseksuele leefwijze niet is toegestaan? Het is ja of nee. Als het ja is, biedt de partij geen ruimte voor praktiserende homoseksuelen en krijgt zij de hele homobeweging over zich heen. Is het nee, dan krijgt de partij te maken met de orthodoxen in de partij die niets willen weten van het, al dan niet in liefde en trouw, met elkaar leven van homoseksuelen.Cnossen, die zich de afgelopen maanden in opdracht van het partijbestuur met een kleine tien mensen boog over de reikwijdte van de gedragscode, vindt die keuze te simpel. „Je moet allereerst de vraag onder ogen zien of je homoseksualiteit zo bijzonder vindt dat het in de gedragscode terecht moet komen. De commissie vindt van niet. In vergelijking met andere gedragingen moeten we aan deze leefwijze niet zo’n bijzondere status toekennen.
Bovendien zijn dergelijke lijstjes behoorlijk gedateerd, zeker als je compleet wilt zijn. En de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er geen volkomen eenduidigheid is over hetgeen christelijk gedrag is. Daarom willen wij helemaal geen lijstje maken. De Bijbel is richtinggevend. Dat willen we duidelijker in de gedragscode vastleggen”, aldus Cnossen, die in het verleden GPV-partijvoorzitter was.
Doet het gedrag van ChristenUniepolitici er dan niet toe?
„Zeker wel. Politiek en privé zijn niet helemaal te scheiden. We hechten aan transparant gedrag, aan mensen die ook doen wat ze zeggen. Het eigen levensgedrag is tot op zekere hoogte politiek relevant. Maar wat wij voorstellen is om dat allemaal niet in lijstjes vast te leggen, maar in een gesprek met een selectiecommissie aan de orde te stellen.”
Leven in een homoseksuele relatie is een „relevant gegeven”, zo staat in uw rapport. Wat bedoelt u daarmee?
„Het is belangrijk om bij een selectiegesprek te weten of iemand een homoseksuele relatie heeft. Dat is dus niet hetzelfde als het geven van een oordeel of het uitspreken van een veroordeling. De ChristenUnie heeft vanouds een uitgesproken opvatting over huwelijk, samenwonen en homohuwelijk.”
Dan lijkt het toch duidelijk dat iemand die zo’n relatie heeft niet geloofwaardig de ChristenUnie kan vertegenwoordigen?
„Dat zijn uw woorden. Wij vinden dat zoiets tijdens een gesprek aan de orde moet komen, zoals er tijdens een gesprek heel veel dingen aan de orde komen. Een homoseksuele relatie raakt de geloofwaardigheid van de kandidaat-politicus en van de achterban. Hij moet kunnen spreken met een „onverdeeld hart”, zoals in het rapport staat.”
Hoe kan iemand het partijstandpunt tegen het homohuwelijk verdedigen als hij zelf met een man is getrouwd?
„Het ligt er onder meer aan voor welke functie hij of zij in aanmerking wil komen. Als we het categorisch wilden uitsluiten, hadden we het in de gedragscode moeten opnemen. En dat wilden we niet. In zo’n gesprek, waarbij het om meer gaat dan homoseksualiteit, kan het twee kanten opgaan. De partij wil wel door met de betrokkene of niet. De kandidaat kan ook zelf tot de conclusie komen dat hij niet de geschikte persoon is om de standpunten van de partij te vertolken.”
Waarom kwam oud-RPF-leider Leerling met een minderheidsstandpunt?
„In de commissie probeer je te zoeken naar de grootste gemene deler. Leerling had al vrij snel een eigen standpunt. Dat is zo gebleven. Zo gaan de dingen soms. Ik heb er geen moeite mee dat hij zijn eigen eindrapport naar buiten brengt. Hij vertegenwoordigt een deel van de partijachterban.”