Geef, geef
„Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning?”
1 Korinthe 15:55De wet laadt een zware last van schulden op het geweten en vervult de ziel met het besef van een verdiende straf. Zo zuiver zijn haar voorschriften dat ze niets minder eist dan een volmaakte gehoorzaamheid. Zo streng is haar bedreiging dat ze, zonder verschoning, op de minste afwijking de vloek uitspreekt. Zij dringt aan op een smetteloze heiligheid en dondert eindeloze straffen uit tegen de geringste overtreding.
Er wordt nog over een andere vijand gesproken, namelijk het graf. Het graf behoort bij die dingen die nooit verzadigd worden. Het zegt altijd: „Geef, geef …” en nog zegt het: „Het is niet genoeg.” De dood gaat met zijn zeis gewapend door de straten en gemachtigd door hoog bevel geeft hij de dodelijke slag. Het slachtoffer valt neer en wordt een gevangene van het graf. De schitterende ogen, de blozende wangen, het schone gelaat, ze vergaan in het duistere graf en worden een spijze van het gewormte.
Dit is een vernederend denkbeeld voor een hoogmoedige schoonheid. Dit is geschreven voor allen die zich op hun uitwendige schoonheid verheffen. Laat de dappere en gespierde held niet denken dat het hem niet zal overkomen. Hoe geducht is uw macht, o graf, en hoe verwoestend. Echter, hoe uw rijk ook is uitgestrekt, het zal niet eeuwigdurend zijn. Het zal eenmaal een einde nemen.
Abraham Booth,
predikant te Londen
(”Christens zeegepraal”, 1765)