Opinie

Moraliteit in de EU

De toetreding van nieuwe EU-leden wordt niet alleen door politici met zorg bezien; er zijn ook juristen die de moraliteit van een land als Polen als bedreiging ervaren, nu deze „haar peil nog niet heeft bereikt”, maar desondanks „de dienst lijkt uit te gaan maken.”

14 May 2008 09:28Gewijzigd op 14 November 2020 05:50

Mr. Snijders-Borst althans vindt in Nederlands Juristenblad 11 dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zichzelf in diskrediet heeft gebracht nu naar haar smaak het hof niet ver genoeg ging in een tweetal uitspraken inzake therapeutische abortus. De auteur haalt eerst onderzoek aan waaruit blijkt dat het toestaan van abortus het aantal ongewenste zwangerschappen sterk liet dalen en vrouwensterfte tot praktisch nihil terugbracht. De opheffing van strafbaarheid van abortus leidde bovendien tot verbetering van de gezondheidssituatie van de bevolking en tot welvaartsstijging. Een goede zaak, want de wetgever dient zich te onthouden van wetten die meer schaden dan baten. En de enigen die door de opheffing van strafbaarstelling worden geschaad, zijn „zij die van de nood van vrouwen plegen te profiteren” en „zij die niet in het reine kunnen komen met hun opvattingen over voortplanting.”Deze uiteenzetting dient kennelijk als bewijs voor de stelling dat onze moraliteit superieur is aan die van minder ontwikkelde landen. Vervolgens bespreekt de auteur twee uitspraken van het hof. De eerste betreft een Poolse vrouw die vreesde blind te worden na de bevalling. Hoewel de oogartsen geen oorzakelijk verband ontdekten, werd zij inderdaad blind na de bevalling. Bij het hof klaagt zij over de onmogelijkheid van beroep tegen de weigering van de gynaecoloog om een abortus te plegen. Als gevolg daarvan klaagt zij tevens -zonder succes- over door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens verboden „wrede en onmenselijke behandeling.” Het hof oordeelt dat Polen een rechtsgang had moeten openstellen tegen de beslissing van de gynaecoloog. De andere zaak speelt in Ierland (niet bepaald een nieuwe toetreder tot de EU, maar dat is kennelijk een irrelevant detail), waar een mevrouw die niet in Ierland zelf wilde procederen omdat zij negatieve publiciteit vreesde, rechtstreeks naar het hof ging - en dat kan niet. Men dient eerst alle nationale instanties te doorlopen.

De auteur heeft, ondanks het feit dat ook zij wel moet erkennen dat deze uitspraken „in de lijn der verwachting liggen”, geen goed woord over voor de uitspraken. Het hof had de „welwillendheid” moeten hebben de slachtoffers vergaand tegemoet te komen, om te voorkomen dat vrouwen door uitspraken als deze gedwongen worden in eigen land te procederen en daardoor publiekelijk aan de schandpaal worden genageld door diegenen die kennelijk „nog niet in het reine zijn met opvattingen over voortplanting.” Helaas, door dit niet te doen gaan landen die qua welvaart, mensenrechten en moraliteit hun peil nog niet hebben bereikt, hier de dienst meer en meer uitmaken.

Dan toch liever de bijdrage van mr. Spier, advocaat-generaal bij de Hoge Raad in Nederlands Juristenblad 10, een themanummer over klimaatveranderingen - „een uitdaging voor juristen.” Onder de titel ”Wer baut auf Wind, baut auf Satans Erbarmen” (Wagner) roept Spier juristen op het „aanrommelen op de vierkante millimeter” te staken en zich actief in te zetten om het tij te keren. Zoals het nu gaat, leunen politiek en bedrijfsleven achterover: politici wekken de indruk het klimaatprobleem ernstig te nemen, maar stellen krachtige stappen uit. Het bedrijfsleven heeft geen zin iets te doen als anderen niets doen.

In de nabije toekomst zal deze inactiviteit zich wreken. Overheden en bedrijven zullen een zware prijs betalen door de aansprakelijkstelling door arme landen. „Moreel noch juridisch is aanvaardbaar dat straatarme landen dit probleem voor eigen rekening moeten oplossen. Eens te minder gezien onze historische schuld én omdat uitstootbeperking ook in ons belang is. Het lijkt een kwestie van tijd voor die landen de rekening hier komen presenteren.” En geenszins kansloos, volgens de auteur: banken en verzekeraars zullen ernstig worden getroffen en de economie zal fors worden beroerd. De juridische wetenschap richte zich daarom beter op onderzoek of het recht positieve bijdragen kan leveren aan voorkoming van „de Apocalyps.” De geschiedenis leert ons dat steevast weer de verkeerde keuzes worden gemaakt. Dat mag nu niet langer het geval zijn.

In Delikt en Delinkwent (nr. 2) ten slotte wijst prof. Buruma erop dat het gebruik van cijfermatige gegevens bij de beoordeling van strafrechtelijk beleid een grotere rol moet spelen. Zo zijn in de periode 2003-2006 20.000 verdachten achteraf ten onrechte extra gehoord. De auteur vraagt zich af of dit was omdat de extra aangestelde politiemensen gewoon iets te doen moesten hebben. Of wellicht was het gewoon de consequentie van intensiever recherchewerk? Buruma houdt het ervoor dat het de prijs is voor het feit dat politie en justitie steeds meer gehoor geven aan de wensen van mensen die verlangen dat er ”iets gebeurt”. Deze overlast, inbreuken op vrijheden en extra kosten zijn het gevolg van „responsief strafrecht”, en dat is geen beste ontwikkeling.

Mr. A. Klaassen, advocaat bij Bouwman Van Dommelen Advocaten

Reageren aan scribent? focus@refdag.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer