Kerk & religie

Liever reformerend dan gereformeerd

Een kerk kan beter een reformerende kerk heten dan een gereformeerde kerk. De zeventiende-eeuwse predikant Johannes Hoornbeeck pleitte met anderen voor een nadere, doorgaande Reformatie. De Latijnse uitdrukking doet het tot op heden nog heel goed: „Ecclesia reformata semper reformanda.” Een gereformeerde kerk moet altijd gereformeerd worden.

Dr. W. van ’t Spijker
8 May 2008 14:40Gewijzigd op 14 November 2020 05:49

De term Nadere Reformatie is waarschijnlijk voor het eerst gebruikt als aanduiding van een beweging die een werkelijk doorgevoerde Reformatie voorstond. De term is ontstaan in de zogeheten Utrechtse kring rond de theoloog Gisbertus Voetius. Het woordje ”nader” wil in dit verband zeggen: dichter bij de werkelijkheid gebracht. In het Engels spraken theologen wel van ”further”, een verder doorgevoerde Reformatie. Ze waren ervan overtuigd dat de Reformatie slechts ten dele had plaatsgehad.De beweging kreeg vooral betekenis na de grote synode van Dordrecht (1618-1619), hoewel er reeds duidelijke tekenen van hetzelfde streven aan het einde van de zestiende eeuw zijn aan te wijzen.

In Dordt was de leer vastgesteld. Maar de gezuiverde leer kan niet zonder een waarlijk christelijk leven, anders ontstaat er een dode orthodoxie. Die twee moeten altijd samengaan: leer en leven, theorie en praktijk, geloof en ervaring, orthodoxie en bevindelijkheid. Scheiding van deze werkelijkheden leidt tot verschraling van elk van beide. Bij de volle waarheid past een oprecht leven voor God.

Raamwerk
De specifiek Nederlandse beweging staat niet op zichzelf. Zij maakt in belangrijke mate deel uit van een groter Europees raamwerk, dat in die tijd op zijn beurt de gevolgen onderging van een culturele omslag. De Europese oorlogen hadden daarbij een rol gespeeld, maar niet minder de verschuivingen binnen een totaliteit van om zich heen grijpend wijsgerig denken. Op de achtergrond speelden deze factoren mee.

In Duitsland was sprake van een heroriëntatie op de lutherse orthodoxie die gepaard ging met innige belangstelling voor een persoonlijk doorleefde vroomheid.

Ook in het lied veranderde de toonzetting: de dichter P. Gerhardt gaf daaraan uitdrukking. Bij dit piëtisme moeten vooral de namen van Spener en Francke genoemd worden als het gaat over theologie en praktijk.

In Engeland werd door de puriteinen een ”further reformation” voorgestaan. Naar veler mening was de eigenlijke Reformatie daar in gebrekkige vormen van leer en liturgie blijven steken.

Puriteinen, piëtisten en nadere reformatoren opereerden niet helemaal op zichzelf. Er waren tussen de verschillende Europese godsdienstige bewegingen en stromingen vloeiende grenzen. Door brieven, persoonlijke contacten, geschriften en hun onderscheiden vertalingen kwam er een soort netwerk tot stand.

Nederlandse beweging
Niettemin is onze Nadere Reformatie te beschouwen als een eigensoortige Nederlandse beweging. Politieke, maar ook theologische factoren speelden daarin een rol. De Nederlandse staatkunde was gebouwd op modellen die met name in stadsreformaties zichtbaar waren geworden. En zoals de kerken zich in hun structuur richtten op de „best gereformeerde kerken”, zochten de Staten in de politieke sfeer ook hun voorbeeld in de gemenebesten, die in Frankrijk, Zwitserland en Duitse gereformeerde territoria te vinden waren.

Deze politieke factoren hebben een blijvende betekenis gehad voor de ontwikkeling van de Nadere Reformatie. De laatste was principieel theocratisch in haar benadering van de staatsgelegenheden.

Een tweede kenmerkende factor vinden we in de theologie. De piëtisten vonden hun theologische basis in Luther, of in de lutherse orthodoxie. Dat leverde een verschillende benadering op, niet in de grondstructuur van het theologisch denken, maar wel in sommige kwesties die niet zonder betekenis waren. Lutherse politiek kende de theorie van de twee rijken. Een gereformeerd mens dacht vanuit het theocratische rijk van God, dat in de handen van Christus is, die tevens Koning van de kerk is.

Die laatste constatering vormde een van de fundamentele thesen van de Nadere Reformatie. Bij Maarten Luther functioneerde de verhouding tussen Wet en Evangelie op een manier die in het begin van de gereformeerde traditie anders werd opgevat. Het ging daar om een verstaan van beide, Wet en Evangelie met of zonder de Heilige Geest.

Wat het puritanisme betreft: grosso modo gaat deze theologie uit van, of ook in op, de leer van de verlossing (soteriologie), terwijl de Nadere Reformatie van oordeel is dat de ware theologie meer omvat dan alleen de leer van de verlossing. Uitgangspunt is daar de theologie in engere zin. Dat leidt tot een verschil van toonzetting, maar soms ook tot een onderscheid in inhoud en methode.

Tekenend daarvoor is het verschil tussen de theologie van Gisbertus Voetius en die van William Perkins. Deze verscheidenheid in theologische benadering speelt een rol bij het uiteindelijke verschil tussen het puritanisme en de Nadere Reformatie.

Behalve allerlei overeenkomsten tussen de verschijningsvormen van deze drie bewegingen, blijft er voldoende reden om het eigene van de Nadere Reformatie te beklemtonen.

Proces
De voornaamste vertegenwoordigers vinden een plaats in een twee eeuwen omspannend proces. We beginnen dan met de namen van Taffin en Datheen. Bij hen ontwaakt de prille gedachte dat orthodoxie alleen niet voldoende is. Beiden staan aan het begin van de wording van de Nederlandse staat.

Aan het einde van de periode staan Schortinghuis, Verschuur en Van der Groe. Het klimaat is wel veranderd vergeleken bij het begin, de principes zijn echter nog steeds gelijk: godsdienst is een zaak van de rechte leer, die nimmer verstaan kan worden zonder rechte ervaring of bevinding en die het leven in al zijn diepte en breedte omvat.

Tussen het begin en een misschien wat vaag eindpunt bevinden zich -om er enkele te noemen- de namen van de Teellincks, vader, zoons en andere familieleden, Udemans, Voetius, Hoornbeeck, Lodenstein, Koelman, Hellenbroek, vader en zoon Brakel en Witsius. Over ieder van hen is literatuur voorhanden. Ook hun werken volgen hen na. Ze worden echter meer geprezen dan gelezen.

Van de Teellincks tot en met Witsius valt te spreken over een zekere kracht van denken en promoten. In later tijd komt met de overgang naar een nieuw denken bij de bovenklasse door de verlichting bij de meer eenvoudigen een zekere matheid, tegelijk ook een soort verinnerlijking tot stand. Dat zou kunnen wijzen op de teloorgang van de Nadere Reformatie. Er kan in ieder geval onderscheid worden gemaakt tussen een begin-, een midden- en een eindperiode.

Aan het slot valt het programmatische van de beweging (Teellinck, Koelman, Witsius en enkele anderen) nog slechts moeilijk te herkennen. Sommigen spreken van verval. Niemand kan voorbijgaan aan het feit dat er nog genoeg kracht over was toen de Afscheiding (1834) het ideaal van de Nadere Reformatie hervond en uit conventikels, of vrome gezelschappen, weer een kerk wist te rekruteren.

Verbrokkelde resten
Grote delen van wat men in hedendaags Nederlands ”de gereformeerde gezindte” pleegt te noemen, leven echter nog uit de verbrokkelde resten van de Nadere Reformatie. Het programma ontbreekt weliswaar. Maar de eis dat heel het leven in beslag wordt genomen door het Woord van God is niet terzijde gelegd.

Het theocratisch ideaal onderging een andere interpretatie. Maar van blijvende betekenis is het inzicht dat het Woord van God heerschappij zal hebben in de breedte, maar ook in de diepte van het mensenhart.

Dit laatste was een kenmerkend gegeven. De theologen van de Nadere Reformatie waren meestal kenners van wat zich tot in de schuilhoeken van het mensenhart kan afspelen. En daarin blonk hun pastoraat ook uit: althans in hun geschriften. Sommigen beoefenden in werkelijkheid ook de zielszorg in hun gemeente. Voorbeeldig voor ons is het feit dat zij hun ”pietas” (vroomheid) ook wisten te paren aan de ”praxis” (praktijk).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer