Niet bang voor modder
Drie maanden na zijn benoeming tot hoogste baas van de Nederlandse Publieke Omroep verbreekt directeur Henk Hagoort (43) van de Evangelische Omroep (EO) voor het eerst in het openbaar het stilzwijgen over de nieuwe stap in zijn carrière. Dinsdag was zijn laatste werkdag bij de omroep waaraan hij vijftien jaar met hart en ziel was verbonden. „De EO is zeker niet foutloos.”
De donkergekleurde boekenkast in de ruime woonkamer van zijn twee-onder-een-kapper in Ermelo is voor de helft gevuld met historische romans. Ondanks dat Hagoort met al zijn vezels verbonden is aan moderne media, is zijn liefde voor oude verhalen nog niet verkild. „Ik ben gevormd door boeken van onder anderen Simon Vestdijk en Louis Couperus.”Zijn geestelijk voedsel krijgt Hagoort op zondag in hervormd Ermelo. „Deze gemeente heeft een vrij open karakter, waarbij de Gereformeerde Bond en de middenorthodoxie dicht bij elkaar staan. Zelf ben ik in mijn tienerjaren vooral gevormd door de prediking van ds. A. F. Troost. In het boekje ”Morgen zal het Pasen zijn” beschrijft hij zijn vraag naar het waarom van het overlijden van zijn dochtertje. Zijn zoektocht naar de grote levensvragen klonk ook in zijn preken door.
Politiek gezien had ik wat minder met hem op: hij is mij te links. Dat leverde wel eens felle discussies op tussen ons. Zo beet hij mij ooit na een jeugddienst toe: Jij moet eens tien jaar je mond houden, dan praat je wel anders.”
Ook zijn grootvader aan moeders kant zette een belangrijk stempel op het leven van Hagoort. „Hij heeft me geleerd: „Als het in de preek te veel over God de Vader gaat, moet je oppassen. Dan is het snel te zwaar. Als het te veel over de Heilige Geest gaat, moet je ook goed om je heen kijken. Dan wordt het snel te zweverig. Maar over Jezus kan het nooit te veel gaan. Als Hij centraal staat, is het altijd goed.” Om die reden voel ik me prima thuis in de confessionele hoek van onze kerk. Mijn vader had weliswaar een Gereformeerde Bondsachtergrond, maar mijn ouders namen me vaak mee naar een wijkgemeente waar ze ook uit het Liedboek zongen. Die veelkleurigheid kom ik ook bij de EO tegen.”
Hoe verlaat u de EO?
„Met een dubbel gevoel. Ik was niet van plan weg te gaan, want de EO is een prachtig bedrijf. Maar ik wil niet voor verantwoordelijkheden weglopen. Het publieke domein draag ik een warm hart toe en ik help dat graag vooruit.”
Wat voor organisatie laat u achter?
„Een omroep die bij de tijd is gebleven en ervoor kiest midden in de spanning te staan tussen inhoud en bereik. We moeten aan de ene kant de strijd om de kijkcijfers aangaan, aan de andere kant willen we uitdragen wat het christen-zijn betekent in deze moderne tijd. Ik ben er trots op dat we voor die spanning nooit zijn weggelopen.
Ik ben er in de tweede plaats ook dankbaar voor dat de EO de overgang heeft gemaakt van de antithese uit de beginjaren naar de dialoog met de wereld om ons heen in deze tijd. De vraag of we nog on speaking terms zijn met de wereld is uiterst relevant. We zijn niet alleen verantwoordelijk voor de boodschap, maar ook voor hoe die landt. We kunnen wel schieten vanuit onze loopgraven, maar we moeten toch ook weten wat het effect daarvan is?
In de derde plaats ben ik blij dat de EO sterk betrokken is op de samenleving als geheel. Als christenen zijn we tijdens de paarse kabinetten collectief door een trauma heengekropen. Tot die tijd hadden we nog de hoop het tij van een kantelende samenleving te kunnen keren. Die hoop is ijdel gebleken. Nu moeten we erkennen dat christenen een minderheid vormen. Dan zijn er twee opties: of je afsluiten voor de wereld om je heen, of proberen een brug te slaan naar de samenleving. Als EO kiezen we niet voor de zuil, maar voor het zout.”
Wat maakt de EO anders dan bijvoorbeeld de NCRV?
„Bij de EO werken we vanuit een missionaire gedrevenheid het goede nieuws van Gods Koninkrijk te vertellen. De EO zal nooit een programma maken waarin het christelijk geloof slechts een van de mogelijke opties is. De NCRV wortelt in een protestantse traditie, maar vraagt niet van mensen om vanuit een persoonlijke relatie met de Heere Jezus te werken.”
Waarin verschilt de achterban van de EO met die van het RD?
„De RD-achterban kiest nadrukkelijk voor het schuilen bij elkaar in de zuil. De grote scheidslijn tussen de EO en het RD is vooral de houding die ze aannemen tegenover de moderne cultuur. Bij de RD-achterban is die vrij gesloten en bij de EO-leden is die open. Een gesloten houding zie ik overigens ook bij het rechtse deel van de evangelische beweging. Het is dus niet zozeer een strikt kerkelijke scheidslijn.”
„Wel vraag ik me af hoelang de reformatorische gezindte de gesloten cultuurhouding zal bewaren. De televisie is weliswaar buiten de deur gehouden, maar door internet dringt de moderne cultuur ook veel huiskamers binnen. Ik spreek veel reformatorische mensen. Het valt mij op hoe vaak zij tv-programma’s bekijken via een website als uitzendinggemist.nl. Dit betekent dat het steeds vaker aankomt op de individuele keuze van mensen om ergens wel of niet naar te kijken. Dan krijgen we een ander gesprek met elkaar dan wanneer het alleen gaat om de vraag of je voor of tegen een bepaald apparaat bent.”
De gereformeerde gezindte heeft bezwaren tegen de EO vanwege een oppervlakkige geloofsbeleving en een wereldse levensstijl. Begrijpt u die kritiek?
„Ja. Wel denk ik dat vaak de EO-stijl in programma’s het inhoudelijke gesprek in de weg staat. Als ik bijvoorbeeld kijk naar de boodschap over seksualiteit die wij jongeren meegeven op de EO-jongerendag dan is dat een zuivere boodschap: bewaar seks voor in je huwelijk. Maar de discussie over de jongerendag gaat altijd over de harde muziek in plaats dat de nadruk erop wordt gelegd dat we bewust sprekers aan het woord laten die uit de reformatorische hoek komen. Wij spelen daar trouwens ook geen kerkdienst na.
De gedurfde werkwijze van de EO maakt de kans op fouten groter. Maar wij willen geen andere optie kiezen dan ons op het hellend vlak te begeven. Dat doen we doelbewust. Het is voor ons geen alternatief op ons eigen comfortabele eilandje te blijven staan. We begeven ons op de glijbaan naar de samenleving. Niet uit wereldgelijkvormigheid, maar uit missionaire bewogenheid. Ik ken de uitspraak: „In het isolement ligt onze kracht”, maar zo sta ik dus niet in het leven.
Spiritueel gezien heeft de reformatorische gezindte goud in handen. Ik waardeer haar liefde voor de Schrift, de nadruk op bevinding en de ernst die ze neemt met het christelijke leven. Om die reden heb ik altijd graag sollicitanten aangenomen met wortels in de Gereformeerde Gemeenten, die zich niet tegen dat kerkverband afzetten, maar wel bewust voor de EO kiezen. De twee nieuwe directeuren van de EO, Arjan Lock en Jaap Kooij, hebben ook allebei hun wortels in dat kerkverband. Ze zijn geestelijk sterke mensen.
Het is mijn droom dat de gereformeerde gezindte het goud niet langer onder de grond stopt, maar zich gaat inzetten voor een gesprek met de evangelische beweging. Dan zou de reformatorische boodschap meer vrucht opleveren dan wanneer die verzandt in geëmmer over liedjes en liturgische vormen.”
Volgens de hoogleraar geschiedenis dr. Fred van Lieburg speelt de EO, net als andere media, in op het beeld van refo’s als folklore.
„De EO moet er inderdaad voor waken in clichébeelden te vervallen. Om die reden vond ik dat de reportage in maart van onze Netwerkredactie over Barneveld bleef hangen in clichés. Het portret vorig jaar van SGP’er Van der Vlies was wel geslaagd. Het is onze taak om verder te kijken dan bestaande karikaturen, zeker omdat we ons verbonden weten met onze broeders en zusters in de reformatorische wereld.”
Ds. H. J. Hegger, medeoprichter van de EO, erkent dat de omroep een Woord voor de wereld heeft, maar zegt er wel bij dat hij ook de opdracht heeft zich onbesmet te bewaren van de wereld.
„Ik kan het goed met ds. Hegger vinden. We moeten alert blijven op de zuiverheid. Om die reden hebben we in het programma ”40 dagen zonder seks” bewust geen geslachtsdelen in beeld gebracht en lieten we geen vloeken toe. Wel zoeken we in onze ijver om mensen te bereiken de grenzen op om de 99 schapen achter te laten en dat ene schaap op te zoeken.”
„Ik heb er dan ook geen bezwaar tegen als we in zo’n situatie met modder onder onze schoenen thuiskomen. Het is pas een probleem als EO-medewerkers niet meer kunnen uitleggen waarom ze onder de modder zitten.”
In het programma werd met geen woord gerept over Gods bedoeling als het gaat om seksualiteit.
„Dat was niet de opzet. We hadden BNN-jongeren op het oog die experimenteren met alles wat God verboden heeft en nooit een kerk vanbinnen zien. Met televisie kun je één ding tegelijk duidelijk maken. In dit geval was het de eerste stap dat jongeren eens gingen nadenken over liefde en trouw.”
Begrijpt u de vraag hoe de EO het kan verantwoorden dat een journalist die zelf samenwoont juist zo’n programma mag presenteren?
„Ik begrijp een heleboel kritische vragen. Omdat het in dat programma over dat eerste stapje van liefde en trouw gaat, sta ik volledig achter de keuze voor Arie Boomsma.
Voor mij is het altijd wel moeilijk discussiëren met mensen die bij voorbaat al het standpunt hebben ingenomen dat de EO aan het afglijden is en op zoek gaan naar bewijzen daarvoor. Ik heb me in dat verband regelmatig afgevraagd: Zijn we nu broeders en zusters in dezelfde strijd, of zijn wij alleen aan het strijden en staan mensen aan de zijlijn te wachten tot we fouten maken?
De EO is zeker niet foutloos. De vanzelfsprekendheid waarmee crematie aan de orde kwam in een aflevering van het programma ”Het zal je maar gebeuren” was fout. Het zonder commentaar registreren van ervaringen in de serie ”Op zoek naar een wonder” was bij zo’n teer onderwerp een verkeerde keuze. Daar spreken we elkaar dan intern op aan. Ik hoop dat de EO in de spanning van het enerzijds en het anderzijds blijft staan. Als het woordje ”toch” klinkt, gaat het goed. Als het woordje ”dus” te veel over tafel gaat, is het fout.”
Wat was voor u het hoogtepunt tijdens uw EO-periode?
„In de jaren negentig hebben wij met verborgen camera’s opnamen gemaakt in de spreekkamers van abortusartsen. Dat was niet alleen spannend, het is ook goed om zulke thema’s van leven en dood voor het voetlicht te brengen. Het is vreselijk dat in ons land het ongeboren leven zo slecht beschermd is.”
Toch heeft ook CDA-Tweede Kamerlid Bilder, met wie u goed bent bevriend, moeite met de koers van de EO.
„Hij heeft ook geen televisie, haha. We zijn diep aan elkaar verbonden, maar denken inderdaad niet op alle punten hetzelfde. Ik heb hem twee jaar geleden meegenomen naar de EO-jongerendag en hij heeft meer bezwaren tegen bepaalde vormen dan ik. Hij zit ook dicht tegen de SGP aan, terwijl ik in het hypothetische geval dat het CDA ooit zou worden opgeheven, hoogstwaarschijnlijk bij de ChristenUnie uitkom.”
Waarom bent u CDA’er en geen lid van de ChristenUnie?
„In Ermelo was vanouds wel het GPV actief, maar niet de RPF. Bij de vrijgemaakten voelde ik me als hervormde niet thuis. De SGP is voor mij geen optie, omdat ik moeite heb met haar visie op artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis en ook de huidige angst voor de islam niet deel. Ik ben veel banger voor het hedonisme en het materialisme. Het CDA herbergt zeker in Ermelo veel overtuigde christenen. Daar voel ik me prima bij thuis. De ChristenUnie is mij op dit moment vaak te links georiënteerd en bovendien vind ik dat ze een te grote rol aan de staat toedicht.”
Hebt u uw benoeming tot voorzitter van de raad van bestuur van de Nederlandse Publieke Omroep te danken aan een kabinet waarvan de CU en het CDA deel uitmaken?
„Nee, dat heeft er niets mee te maken. Het was vroeger een politieke benoeming, maar sinds 2005 is de raad van toezicht van de publieke omroep onafhankelijk en draagt hij zelf een kandidaat voor aan de minister. Die benoemt weliswaar, maar de selectiecommissie laat zich volgens mij niet leiden door de Haagse lobby.”
Was u verrast dat het oog op u viel?
„In de profielschets stond dat de Nederlandse Publieke Omroep op zoek was naar een ervaren bestuurder. Nadat ik voor het eerst de vacature las, zei ik tegen mijn vrouw: Een leuke klus voor als ik 50 ben. Toen ik werd benaderd met de vraag of ik niet eens een gesprek wilde met de raad van toezicht was het voor mij in het geheel niet vanzelfsprekend om ja te zeggen. Ik heb rond Kerst vorig jaar ook nachten wakker gelegen over de vraag wat ik moest doen.
Ik heb zowel mijn vrouw als oud-EO-directeur Ad de Boer gevraagd met mij mee te denken en voor mij te bidden. De EO maakt een overgang door naar een nieuw bestuursmodel. Mag ik juist op zo’n moment weggaan? Uiteindelijk zei mijn vrouw: „Je bent gevraagd en je hebt het niet zelf gezocht. Dan hoef je je niet schuldig te voelen als je bij de EO vertrekt.” Ik zie het ook als een grote uitdaging om me in te zetten voor het behoud van een publiek en pluriform bestel.”
Moet u niet een ruim geweten hebben om zo’n functie te kunnen vervullen?
„Op de dag dat ik een gesprek had met minister Plasterk besprak het kabinet juist over de pornofilm ”Deep throat”. Hij vroeg wat ik daarvan vond. Ik heb hem gezegd dat ik de vrijheid van media een groot goed vind. De grenzen die wij in ons land aan media hebben opgelegd zijn niet die van de moraal, maar die van het strafrecht. Mensen die moeite hebben met bepaalde programma’s, moeten bij de desbetreffende omroep zelf zijn.
Als christendemocraat ben ik blij dat de overheid zich niet met de inhoud van afzonderlijke programma’s bemoeit. De bestuursvoorzitter van de publieke omroep is als de coach van een voetbalelftal. Hij bepaalt de opstelling en de tactiek, maar voetbalt zelf niet mee.
Natuurlijk vind ik mijn overstap best spannend. Bij de EO waren het geloof en het werk nauw aan elkaar verbonden. Die band wordt nu doorgeknipt. Toen ik laatst in de trein het concept van de nieuwe Mediawet zat te lezen, dacht ik na een uur: Ik heb het de hele tijd door een EO-bril bekeken, maar ik moet nu de NPO-bril opzetten. Daarom ga ik er na mijn afscheid bij de EO een maand helemaal tussenuit. Ik moet eerst resetten.”
Behalve een bestuurslidmaatschap bij het Leger des Heils heeft u geen nevenfuncties. Een bewuste keus?
„Ja. Het was maandag precies elf jaar geleden dat mijn schoonvader overleed. Het was een ingrijpend moment om aan zijn sterfbed te staan. Toen besefte ik dat het oneindig waardevoller is dat er aan het eind van het leven mensen om je heen staan die je hand vasthouden en een psalm met je zingen, dan dat je een flitsende carrière achter de rug hebt. Ik heb nog nooit iemand horen zeggen op zijn sterfbed: Had ik maar meer tijd aan mijn werk besteed.”
Levensloop Henk Hagoort
Hendrik Nicolaas (Henk) Hagoort wordt in 1965 in Rhoon geboren als zoon van een onderwijzer. Op 4-jarige leeftijd verhuist hij met zijn ouders naar Hoogeveen, vijf jaar later naar Ermelo. Na zijn middelbareschoolperiode studeert hij geschiedenis in Utrecht. Hagoort studeert in 1988 cum laude af in de middeleeuwse geschiedenis.
Hij werkt aanvankelijk als docent voor de Evangelische Hogeschool, de lerarenopleiding van de Driestar in Gouda en als onderzoeker aan het inmiddels opgeheven Reformatorisch Instituut voor Cultuurwetenschappen. Voor dat laatste instituut schrijft hij in 1992 het boekje ”De wijsheid van het vlees”, over 97 onbekende stellingen van Luther tegen de scholastiek.
In datzelfde jaar gaat Hagoort bij de Evangelische Omroep aan de slag als researchmedewerker voor tv documentaires. Daarna volgt hij Andries Knevel op als afdelingshoofd informatieve programma’s. In 1997 treedt hij toe tot het managementteam van de omroep, waarna hij in 2000 tot directeur wordt benoemd. In maart 2006 schrapt de omroep twee van de drie directeursposten, waardoor Hagoort alleen aan het roer komt te staan.
Volgende maand volgt hij Harm Bruins Slot op als voorzitter van de raad van bestuur van de Nederlandse Publieke Omroep. In deze functie is hij voor een periode van vijf jaar benoemd. Hij kan één keer worden herbenoemd.
Hagoort is getrouwd en vader van vier kinderen van 8 tot 18 jaar.