Een geheim voor iedereen
„’t Geheim van één weet God alleen, ’t geheim van twee wordt licht gemeen, en dat van drie weet iedereen.”
De meeste mensen hebben er grote moeite mee een geheim te bewaren. Dat was vroeger zo en het is vandaag niet anders. Op de rijmspreuk hierboven zijn heel wat varianten te vinden waarmee psychologen en zielzorgers tot uitdrukking hebben gebracht hoe moeilijk mensen het ermee hebben om wat hen als geheim wordt toevertrouwd „binnen te houden.”De Engelsen zeggen: „Als je je geheimen aan de wind onthult, verwijt hem dan niet dat hij ze doorvertelt aan de bomen.” Een Franse denker bedacht de uitspraak: „Een geheim heeft altijd een oor.” Een Griekse citaat luidt: „De tijd brengt alles aan het licht”, wat zeker in de huidige tijd voluit bevestiging vindt.
Een Nederlandse zegswijze is: „Er is geen schuit zo dicht of er komt een lek in”, waarmee gezegd wil zijn dat geen enkel geheim eeuwig bewaard blijft. „Niets drukt zo zwaar als een geheim”, sprak ooit La Fontaine. „Niets is zo zichtbaar als wat men wil verbergen”, aldus een Japans geleerde. En A. Strindberg, een Zweeds schrijver, durfde de stelling aan: „Ook vrouwen kunnen een geheim bewaren, mits men het ze niet vertelt.”
Vertrouwelijk
Voor het antwoord hierop kijken we met een schuin oog naar vroeger en met een knipoog naar nu. En dan vooral naar de vraag hoe in de kerk van Christus werd en wordt omgegaan met dat wat ambtsdragers in het pastorale en bestuurlijke werk vertrouwelijk ter ore of onder ogen komt.
Van enige vertrouwelijkheid en beslotenheid in kerkelijke vergaderingen als het om zaken in de persoonlijke sfeer ging, was in en rond 1899 nauwelijks sprake. In de notulen van de zitting van de generale synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland, in 1899 in Utrecht, treft men lange en heftige discussies aan rond de toenmalige gemeente in Suawoude, waarvan de kerkenraad besloten had een predikant uit de Gereformeerde Kerken -wiens reputatie binnen eigen kring ten onrechte was geschaad- te beroepen. Argument daarbij was dat het om een zeer begaafde dienaar van het Woord ging, aan wiens integriteit men in Suawoude op geen enkele wijze ook maar enige twijfel had.
Alle ins en outs die in betrekking tot deze zaak over de synodale tafel gingen, zijn in de notulen te vinden. Alle gedachtewisselingen werden letterlijk weergegeven, alle kwalificaties woordelijk geregistreerd, onder letterlijke weergave van alle gevoerde correspondentie. De synode verzette zich om voor haar moverende reden tegen het beroepen van de gereformeerde predikant. De kerkenraad van Suawoude werd daarop op grond van de eigenzinnige manier van handelen collectief uit het ambt gezet.
Voor geïnteresseerden viel nergens naar te raden. Iedereen kon beschikken over zeer gedetailleerde informatie.
In comité
In de loop van de jaren is dat in kerken van gereformeerde signatuur veranderd. Aan ambtsdragers wordt in onze tijd bij hun bevestiging gevraagd te beloven dat zij over alles wat hen bij de ambtsbeoefening vertrouwelijk ter kennis komt het stilzwijgen zullen bewaren, terwijl in de synodale vergadering bij gevoelige en vertrouwelijke kwesties rond personen en zaken aan het adres van belangstellenden wordt gevraagd zich naar de koffieschenkerij te willen begeven. Waarna de onderlinge verstaanbaarheid in de vergaderzaal vanwege het uitschakelen van de microfoon soms aanzienlijk vermindert…
Hebben de stringente regels van de latere jaren meer geheimhouding opgeleverd dan waarvan rond 1900 sprake was? Ik durf er niet voor in te staan. Er is meer zorgvuldigheid en ingehoudenheid dan vroeger, maar de praktijk -leert de ervaring- is dat er altijd lekkages zijn waardoor gevoelige informatie naar buiten sijpelt. Soms onder druk voelen ingewijden zich gedwongen over personen en gebeurtenissen meer te vertellen dan verantwoord is. Soms omdat een geheim hen op de tong brandt.
Handige zwijgzaamheid
We schrijven 1986, het jaar waarin de generale synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Den Haag vergaderde. Bij de behandeling van de zaken rond de (toen nog) Theologische Hogeschool in Apeldoorn vond de emeritering plaats van professor Oosterhoff en werd de vergadering meegedeeld dat nog in dezelfde zitting of op een van de volgende zittingsdagen het curatorium met een voorstel voor vervulling van de vacature zou komen.
Die dag brak aan. Het moderamen van het curatorium was kennelijk nog in overleg met het moderamen van de synode over de presentatie. Onder de in spanning wachtende afgevaardigden in de vergaderzaal bevond zich ook ds. M. Vlietstra, die vanwege zijn curatorschap uiteraard van het verwachte voorstel op de hoogte was. Brandend van nieuwsgierigheid legden enkele van zijn collega’s en een paar minstens zo nieuwsgierige ouderlingen ds. Vlietstra het vuur na aan de schenen met de vraag: „Wie krijgen we straks voorgesteld? En als je niet direct de naam wilt noemen, in welke richting moeten we dan misschien denken? We laten het ons straks natuurlijk voor nieuw vertellen, daar kun je van op aan.”
Men bleef bij hem aandringen. Ds. Vlietstra wenkte op enig moment de vraagstellers naar een hoek van de kerkzaal, keek quasischichtig om zich heen en zei, de mond met zijn hand afdekkend: „Als jullie je mond houden, wil ik jullie wel enige richting wijzen, maar praat er niet over: ik ben het niet.”