Toename meldingen euthanasie
Het aantal meldingen van euthanasie is vorig jaar gestegen naar 2120, een toename van 197 ten opzichte van 2006. Dat blijkt uit het jaarverslag dat de vijf regionale toetsingscommissies maandag presenteerden.
Slechts één keer ontvingen de in 1998 ingestelde commissies een nog hoger aantal meldingen, namelijk in 2000. In dat jaar overleden volgens de opgave van artsen 2123 patiënten als gevolg van euthanasie.Na 2000 daalde het aantal meldingen tot 1815 in 2003. Vanaf dat jaar trad weer een geleidelijke stijging in. Vorig jaar maakten artsen 1923 keer melding van euthanasie.
Volgens een woordvoerder van de commissies is de situatie rond euthanasie in Nederland nog niet stabiel. „We weten nog onvoldoende welke krachten de vraag naar euthanasie beïnvloeden. Zo staat nog niet vast dat palliatieve sedatie in de terminale fase de vraag naar euthanasie verdringt. In het verleden is dit wel geopperd, maar dit is nog onvoldoende onderzocht.”
Uit het jaarverslag blijkt dat artsen vooral bij patiënten met kanker vaker euthanasie verrichten. In 2006 hadden 1656 meldingen betrekking op patiënten met deze ziekte, vorig jaar 1768; een stijging van bijna 7 procent.
Evenals in voorgaande jaren was ook in 2007 het overgrote deel van de meldingen, zo’n 90 procent, afkomstig van huisartsen.
De toetsingscommissies ontvingen geen meldingen van euthanasie bij patiënten die zeggen klaar te zijn met leven. „In 2002 bepaalde de Hoge Raad dat euthanasie alleen kan bij lijden dat zijn oorsprong vindt in een medisch geclassificeerde ziekte. Dit Brongersma-arrest is voor artsen nog steeds leidinggevend. Ook de toetsingscommissies begeven zich nog steeds in dat spoor.”
Uit het gisteren gepresenteerde jaarverslag valt niet op te maken hoe vaak artsen euthanasie verrichten bij patiënten met beginnende dementie. In 2006 deden artsen hiervan zes keer melding; een aantal dat in het verslag expliciet werd genoemd. Net als vorig jaar herhalen de toetsingscommissies dat bij deze patiënten „in het algemeen met grote terughoudendheid moet worden gereageerd op een verzoek om euthanasie.”
De toetsingscommissies zonden 3 van de 2120 meldingen door aan het openbaar ministerie, omdat de artsen in kwestie onzorgvuldig handelden. Twee artsen consulteerden overeenkomstig de regels een tweede arts, maar van de vereiste onafhankelijkheid was daarbij geen sprake. De derde arts verrichtte met het oog op een eerder gedane toezegging euthanasie, hoewel de patiënte in een comateuze toestand was beland.
Overigens hangt deze artsen geen strafrechtelijke vervolging boven het hoofd, omdat justitie de drie meldingen heeft geseponeerd.
