Preken van ds. Smytegelt voor in een rekeningboekje
Zeeuwen en religie; die twee gaan goed samen. Dat blijkt eens te meer in het Zeeuws Archief. Echte labedissen, armbedekkers gemaakt in opdracht van Jean de Labadie, onthullen daar vanaf maandag hun geheimen voor iedereen - en ook nog eens gratis.
Als men érgens tegen het zingen van gezangen was, dan wel op Walcheren. Toch gaf juist daar, in Biggekerke om precies te zijn, de roemruchte ds. Huibert Jacobus Budding regelmatig een gezang op. Niet met veel succes overigens; meermalen zongen slechts de predikant en de voorzanger mee.Uiteindelijk zwichtte Budding. De volgens velen excentrieke prediker hield daarbij niet van halve maatregelen. Hij maakte niet slechts aan de gemeente bekend dat hij voortaan zou afzien van de gewraakte gezangen, maar in de morgendienst van 13 december 1835 droeg hij bovendien het gezangenboek plechtig van de kansel. Het werd in een kast in de consistorie gestopt. De geschiedenis doet denken aan die van ds. Ledeboer, die vijf jaar later hetzelfde deed in Benthuizen - met dit verschil dat Ledeboer de gezangenbundel meteen ter aarde bestelde in de tuin van de burgemeesterswoning.
Evangelische gezangen
Het gebeuren met Budding -die later overigens ook de psalmberijming van 1773 afkeurde, en nóg later zodanig afweek van de gereformeerde leer dat hij zelfs de Drie-eenheid ontkende- mag dan ruim 170 jaar geleden zijn, in het Zeeuws Archief lijkt het alsof het gisteren gebeurde. „Je komt hier heel dicht bij iemand als Budding”, vindt Anneke van Waarden-Koets van het archief.
Ze wijst op de akte van de kerkenraad van Biggekerke, waarin minutieus staat opgetekend hoe hij zonder overleg met de kerkenraad afziet van het verder zingen van gezangen. „Toen hij de evangelische gezangen plechtig de kansel af droeg, heeft hij erbij gezegd dat de kerkenraad er maar mee moest doen wat hem zou goeddunken. De akte van de scriba geeft hierover heel gedetailleerde informatie weer. Je kunt er bij wijze van spreken zo een toneelstuk over maken.”
Het document over Budding is een van de pronkstukken van de tentoonstelling ”Veelstromenland”, die gistermiddag officieel is geopend in het Zeeuws Archief in Middelburg. Vanaf maandag is de gratis tentoonstelling -die loopt tot januari volgend jaar- ook voor het publiek te bezichtigen.
Recht vleeschelijk
Een ander pronkstuk in de verzameling is een aantal handgeschreven preken van ds. Smytegelt, de bekende prediker uit Middelburg - wiens Schriftverklaringen door Budding goed een eeuw later overigens „recht vleeschelijk” genoemd zijn. De preken zitten „zomaar voor in een rekeningboekje dat afkomstig is uit het archief van de Godshuizen Middelburg”, zegt Van Waarden. „We weten niet precies hoe ze tot stand zijn gekomen. Waarschijnlijk zijn ze in een soort steno geschreven toen Smytegelt ze uitsprak. Het ontzettend leuke van deze documenten is dat je hierdoor heel dicht bij hem kunt komen. We hebben ook wel zijn catechismusverklaring ”Des Christens eenige troost in leven en sterven”, maar die is pas na zijn dood gedrukt. Dan blijf je toch meer op afstand.”
Armmoffen
De tentoonstelling in het Zeeuws Archief toont meer dan de erfenis van de Reformatie, hoewel die wel een belangrijk stempel drukt op het geheel. De tentoonstelling begint met heenwijzingen naar Nehalennia, de inheemse godin die al voor het begin van de jaartelling in Zeeland werd vereerd. Via Willibrord en bijna acht eeuwen katholicisme komt dan de Reformatie aan bod, en vanzelfsprekend ook de Nadere Reformatie, die haar wortels in Zeeland heeft. Er zijn documenten over onder meer Willem Teellinck, Jacobus Koelman, Bernardus Smytegelt en Jean de Labadie te zien. De tentoonstelling besteedt ook aandacht aan de periode rond 1802, toen de gereformeerde religie haar alleenrecht verloor.
Het grootste deel van de tentoonstelling bestaat uit papier, film, geluid en foto’s uit het eigen archief. Daarnaast zijn er ook diverse voorwerpen die van elders komen, zoals een paar zogeheten labedissen: zwarte, wollen armbedekkers. „Jean de Labadie vond het niet zo netjes dat vrouwen met onbedekte armen in de kerk zaten”, weet Van Waarden. „Daarop zijn de labedissen uitgevonden, die naar hem genoemd zijn. Later werden ze gebruikt als armmoffen voor in de winter.”