Rotte appels
In de aflevering van vorige week is een vergissing geslopen. U las een verslag van een korte toer door de Amsterdamse achterstandswijk Nieuw-West, waarbij de gastheer op zeker moment een juwelierszaak aanwees die al honderd keer criminelen op bezoek heeft gehad. Althans, dat herinnerde hij zich. Dat getal blijkt niet te kloppen. U dacht het misschien al. Honderd keer, dat kan niet waar zijn. In werkelijkheid ligt het getal alleen niet lager maar juist veel hoger. Die honderdste keer was eind jaren negentig. De informatie van mijn gastheer was dus ietwat gedateerd.
Hoe hoog de teller intussen is opgelopen, durft de betreffende juwelier bij benadering niet te zeggen. „Houd het maar op 175”, zei hij toen ik hem deze week aan de lijn had. Hij telt er dan het aantal inbraken bij op. Overigens wil hij niet met zijn naam in de krant. Dat is slecht voor de klandizie, heeft hij gemerkt. Klanten denken dat ze de kans lopen bij een bezoek aan zijn winkel overhoop te worden geschoten.Als goede nieuws kan hij melden dat de frequentie van de overvallen en andere criminele activiteiten de laatste tijd is afgenomen. Dit jaar bijvoorbeeld heeft hij het boevengilde nog maar vijf keer op bezoek gehad. Het pand is rondom beveiligd, luidt zijn verklaring. De deur staat nog wel open en klanten kunnen dus gewoon naar binnen zonder te worden gefouilleerd maar voor het overige is de zaak veranderd in een vesting. Nee, geen gewapende vesting, want wapens mag hij niet in de winkel hebben. Van wapens bedient alleen de tegenpartij zich.
Tot ontstemming van de politie gaf de juwelier bij de honderdste keer een feestje. Dat was natuurlijk geen echt feest maar meer een symbolisch moment om aan te geven hoe hoog de nood was gestegen. Want laten we ons niet vergissen in de impact die een enkele overval heeft op degenen die ermee te maken krijgen. Er is winkelpersoneel dat na een heftige confrontatie met criminelen voorgoed afscheid van de branche heeft moeten nemen. Gewoon zo getraumatiseerd dat het niet meer hoeft.
Hoe bestaat het dan dat deze juwelier nog steeds fluitend in de zaak staat en ook nog personeel heeft? Op die vraag reageert de man vrij laconiek. „Wat moet ik anders?” Maar hij zegt er wel meteen bij dat hij genoeg collega-ondernemers kent die het zat zijn en er de brui aan geven. Voor hen hoeft het niet meer. Ze gaan vroegtijdig met pensioen, stappen over naar een andere branche of verhuizen. Wat verder helpt, is dat slachtofferhulp en andere instanties steeds zorgen voor een goede opvang van het personeel. Want, dat wil hij ook nog wel gezegd hebben: „Die lui weten niet wat ze aanrichten. Dat interesseert ze waarschijnlijk ook niet.”
Een van de ondernemers die het in Amsterdam voor gezien hield, is tankstationhouder Henk Voorburg. Hij had dertig jaar lang een bedrijf in Amsterdam-Noord, een van de drie andere probleemwijken in de stad die zich mogen verheugen in de bijzondere aandacht van onze minister voor Wonen, Wijken en Integratie.
Toen hij in 1973 begon, was Noord een gezellige volksbuurt. Hij heeft de wijk in de loop der jaren zien verloederen. De oorspronkelijke bewoners trokken naar Purmerend en Almere. Voor hen kwamen allochtonen in de plaats. De ondernemer kan zich nog herinneren dat een flat van veertig woningen op zeker moment uitsluitend werd bevolkt door mensen van niet-Nederlandse afkomst, op een oudere dame na. Die had geen leven.
In zijn tankstation gebeurde naar zijn zeggen iedere dag „wel iets.” De spanning begon aan hem te vreten. „Je houd je groot,maar het doet je natuurlijk iets.” Nadat hij weer eens was overvallen en hij de kogels om de oren had horen fluiten, trok hij de stekker eruit. Sinds een jaar of vijf heeft hij nu in Zaandam een tankstation. Daar is tot nu toe niets gebeurd. Het plezier dat Voorburg altijd in zijn werk had, heeft hij sinds zijn verhuizing naar Zaandam weer terug.
De pompstationhouder omschrijft de wijk waaruit hij vertrok als „een getto.” Dat woord hoor je vaker als je verkleurde wijken bezoekt. Het zal vast niet voor alle prachtwijken van minister Vogelaar van toepassing zijn, maar zeker voor de twee Amsterdamse wijken waarover we het nu hebben.
Dit kabinet wil miljarden in de probleemwijken investeren om de verpaupering en gettovorming een halt toe te roepen. Er is steeds meer twijfel of dat gaat lukken. Weinigen zullen de minister die voor deze klus is ingehuurd, benijden. De moed zou je in de schoenen zakken. Ze mag dan nu een dure communicatiemanager in de arm hebben genomen en die zal vast wel in staat zijn om een handvol knollen voor citroenen te verkopen. Maar rotte appels in slagroomtaart veranderen kan zelfs de knapste spindoctor niet.