„Angelsaksische theologie ondergewaardeerd”
Het gebrek aan belangstelling voor Jonathan Edwards bij Nederlandse theologen is raadselachtig, vindt Jeroen Bol, voorzitter van de George Whitefieldstichting. „Het is hoog tijd dat hierin verandering komt.”
Bol sprak zaterdag op een themadag van de stichting in Veenendaal over de Amerikaanse theoloog, die wereldwijd bekendheid geniet. Er bestaat een gestaag groeiende stroom van publicaties over de man die door velen wordt gezien als de belangrijkste en grootste theoloog en filosoof die Amerika heeft voortgebracht.Binnenkort, 250 jaar na de dood van Edwards (1703-1758), verschijnt het 26e en laatste deel van zijn werken. Die bevatten de helft van wat hij geschreven heeft. De andere helft komt later online beschikbaar.
Bol zei dat Edwards de verbindende schakel vormde tussen het puritanisme uit de zeventiende eeuw en de grote opwekkingsbewegingen van de achttiende eeuw. Hij speelde een sleutelrol in de grote opwekking van 1740-1742. In Amerika wordt hij alom gezien als de grondlegger van de na hem ontstane evangelicale beweging. Predikers als Martyn Lloyd-Jones, John Piper, James Packer en Richard Lovelace zijn sterk door hem beïnvloed.
Eenzijdig menu
Bol hekelde het feit dat veel Nederlandse theologen zich voornamelijk concentreren op Duitse en Nederlandse theologie en de Engelse evangelicale theologie onaangeroerd laten liggen. „Dit eenzijdige menu zou wel eens mede debet kunnen zijn aan de vaak wat verstarde en enigszins dorre stand van zaken in veel Nederlandse kerken. Het is hoog tijd dat hierin verandering komt en dat degelijke Engelstalige evangelicale theologie op waarde wordt geschat. Juist de degelijke variant van de Angelsaksische evangelicale theologie wordt vaak gekenmerkt door een weldadige combinatie van gedegen Bijbelgetrouwe theologiebeoefening en fraaie tonen van een doorleefd persoonlijk geloof.”
Bij Edwards waren geloofsbeleving en verstand in evenwicht, aldus Bol. „Zijn passie voor wetenschap en zijn passie voor opwekking waren een geheel. Met name de groten onder de puriteinen hebben gehoor gegeven aan het grote gebod om God lief te hebben met geheel het hart, geheel de ziel en geheel het verstand.”
Bij het God liefhebben met heel het verstand schieten we tegenwoordig bijna allemaal schromelijk tekort, zei Bol. „We leven in een tijd dat gevoel en ervaring ook in de kerk steeds meer centraal komen te staan. Ik zie hier grote gevaren.”
Hij noemde als voorbeeld dat de kerken tegenwoordig nauwelijks een antwoord hebben op de islam. „De puriteinen zouden dat antwoord zeker geformuleerd hebben.”
Management
Tijdens de forumdiscussie ’s middags zei hij veel signalen binnen te krijgen dat in nogal wat evangelische gemeenten de prediking vervlakt. Het management wordt voor de prediker steeds belangrijker. Het is de grootste zorg van de calvinistische evangelicaal dat de evangelische prediking op termijn langs de weg van oppervlakkige verhalen met lege handen komt te staan. Managementachtige taken mogen niet ten koste gaan van studie, vindt Bol.
Ds. M. Klaassen, het andere forumlid, zei dat hij elke week de gelegenheid had om anderhalve dag aan zijn preek te werken en zo nodig drie dagen. Hij kan hiermee overigens nog niet tippen aan Edwards die dikwijls dertien uur op een dag studeerde.
De predikant uit Hedel zei tijdens zijn lezing dat Edwards een radicale gerichtheid op God had. Het ging hem in alles om de glorie van God. God doet alles ter ere van Zichzelf en maakt anderen gelukkig. Gods kinderen mogen zich verheugen in God. Ze geven God terug wat ze gekregen hebben. Het is net als met een diamant die schittert in de zon en de stralen terugkaatst. Alles is van God, in God en tot God, stelde Edwards.