Vleeseters op het terras
Veel dieren leven van planten of zaden. Dat er ook planten zijn die zich met dieren voeden, is minder bekend. Deze vleesetende planten vangen allerlei insecten en andere diertjes, verteren deze en gebruiken de eiwitten voor de groei. Ze bloeien soms met sierlijke bloemen.
De meeste vleesetende planten genieten bescherming, zoals de inheemse zonnedauw en het vetblad, maar gekweekte exemplaren zijn overal te koop. Sommige zijn geschikt als potplant, andere doen het buiten beter. Wie in de tuin een moerasje maakt, kan een kleine verzameling aanleggen. De vleeseters doen het ook goed op terras of balkon.Vleesetende planten komen over de hele wereld voor. Toch stellen ze eisen aan hun groeiplaats. Je vindt ze bijna allemaal op moerassige plaatsen in zure, voedselarme grond. De in Nederland voorkomende zonnedauw (Drosera) tref je dan ook meestal aan in veengebieden, vochtige duinpannen en natte heidevelden. Hij kan plaatselijk heel talrijk zijn, maar door de geringe grootte van de plant en zijn platte vorm valt hij meestal alleen door zijn bloeiwijze op. Er zijn meer dan honderd verschillende soorten zonnedauw. Opmerkelijk genoeg groeien de meeste in Australië.
Een andere Nederlandse carnivoor is het vetblad (Pinguicula). Die is in Nederland vrij zeldzaam, maar soorten van dit geslacht komen voor van de tropen tot de poolgebieden en in de Alpen is het plaatselijk heel algemeen. De plant krijgt naar verhouding vaak grote, mooie lila/paarse tot witte bloemen.
Een tot dezelfde familie behorende, maar minder bekende en eveneens zeldzame vleeseter in Nederland heet blaasjeskruid (Utricularia). Deze waterplant vangt met zijn bladeren waterdiertjes als een muizenval. Wanneer een insect het door bladeren gevormde blaasje binnenzwemt, sluit de poort zich achter hem.
De manier waarop vleesetende planten hun prooi vangen, verschilt per geslacht. Het gebeurt actief door insecten te lokken en toe te slaan zodra er één op een blad landt. Dit doet de vliegenvanger Dionaea, die zijn bladhelften samenvouwt. Het kan ook door passief afwachten of er kleine vliegjes op het kleverige blad komen zitten. Ze komen dan niet meer los en worden verteerd (vetblad).
Bekers
Enkele soorten vleesetende planten zijn geschikt als kamerplant, waaronder de niet-inheemse nepenthes en de Sarracenia. Bij de Nepenthes groeien de bladpunten uit tot bekers met een fraaie vorm en een mooie kleur. Zij geven de sierwaarde aan de plant. Het zijn eigenlijk hangplanten, maar je kunt ze ook op een standaard of een klein tafeltje zetten.
De Sarracenia is met zijn opstaande, fraai getekende en tot bekers gevormde bladeren meer geschikt voor de vensterbank. Kleinere planten als de Dionaea -ook wel genoemd venusvliegenval-, vetblad en zonnedauw passen eveneens in de vensterbank. Ze zijn meer apart dan dat ze een hoge sierwaarde hebben.
Zet de planten op een zo licht mogelijke standplaats, maar in de zomer niet in de volle middagzon. De grond dient altijd vochtig te zijn. Het is daarom goed de pot in een laagje water van 1 à 2 centimeter te zetten. Gebruik daarvoor liefst regenwater, want leidingwater kan plaatselijk erg hard zijn of chloor bevatten. Bemest de planten niet, want dat verdragen ze niet, tenzij het om een lage concentratie van een biologische voedingsstof gaat. Ze groeien in voedingsarme moerassen of het zijn epifyten - planten die op rotsen of in bomen groeien. Je behoeft geen insecten voor ze te vangen, want ook zonder kunnen ze het goed doen.
Het betreft planten uit een vochtige omgeving, dus bij een droge kameratmosfeer zullen de bladeren snel verdrogingverschijnselen laten zien. In de winter mogen de vleeseters wat koeler staan. De Sarracenia kan na een koele periode in het voorjaar gaan bloeien met fraai gevormde bloemen die soms voor bijzonder bloemwerk gebruikt worden.
Veenbrokken
Vleesetende planten passen goed in de tuin, als ze maar niet in de grond geplant worden. Gewone tuingrond is te rijk aan voeding, dus ongeschikt. Het beste is een gat van minimaal 20 centimeter diep te graven en plasticfolie aan te brengen, zoals voor een vijver. Vervolgens wordt het gat opgevuld met veenbrokken (grof gemalen witveen). Het substraat moet enigszins zuur zijn en mag geen voedingsstoffen bevatten. Een kuip of een grote plantenbak gevuld met bijvoorbeeld turfstrooisel voldoet ook.
Maak een zo natuurlijk mogelijk moeras, maar zorg ervoor dat de planten niet constant in het water staan. Het zijn moeras- en geen waterplanten. Maak daarom een afvoer op ongeveer 10 tot 15 centimeter van boven.
Bij gespecialiseerde adressen bestaat een ruime keuze aan veelal winterharde planten. Bij strenge vorst is afdekken met een kleed aan te bevelen. Denk er wel om: niet bemesten, geen kalk of kalkrijk water gebruiken. Zorg bij droog weer voor voldoende water, zodat het moeras niet uitdroogt.
Vleesetende planten zijn fraai met elkaar te combineren, maar doen het ook goed tussen andere planten uit hetzelfde milieu, zoals veenbes, parnassia, beenbreek en draadgentiaan. Vermijd sterke groeiers zoals gele lis, bies en penningkruid, die gemakkelijk gaan overheersen. Wied regelmatig, want allerlei zaden, zoals die van els, berk en wilgenroosje, kiemen goed in dit vochtige milieu. Let verder op merels en lijsters, die bij droog weer en in winter en voorjaar graag in het moeras plukken en de overwinteringsknoppen van vetblad opvreten.