Kerk & religie

Geestelijke tranen in trek bij Voetius

„Geestelijke tranen werden door Voetius hogelijk gewaardeerd. Hoe krachtiger de genade in de gelovigen werkzaam is, des te overvloediger stromen de tranen. Ze houden niet op te vloeien totdat de Bruidegom komt.” Dit zei drs. J. Exalto zaterdag in Gouda op het congres van de Stichting Studie der Nadere Reformatie (SSNR).

Van een medewerker
14 October 2002 09:25Gewijzigd op 13 November 2020 23:52

”Oudvaders en Nieuwlichters”, was het thema voor het jaarlijkse SSNR-congres. Het ging vooral over de verhouding tussen het piëtisme en de Verlichting in de achttiende eeuw. Prof. dr. E. G. E. van der Wall (Universiteit Leiden), sprak over de polemiek in het ”Examen van het ontwerp van tolerantie”, geschreven door Alexander Comrie en Nicolaus Holtius. „We kunnen gerust stellen dat piëtisme en Verlichting de belangrijkste stromingen zijn die de nieuwere Europese kerkgeschiedenis kenmerken. Sommigen meenden dat de Verlichting een voortzetting was van de Reformatie. Tegenstanders meenden dat de Verlichting leidde tot ondermijning van het christendom. Verlichting was voor velen niets anders dan verfijnd heidendom. Juist die polemische dynamiek maakte dat beide partijen zich vaak genoodzaakt zagen hun standpunten aan te passen en nog scherper te stellen. In al die debatten gaat het om één centrale vraag: Hoe verdraagzaam mogen we zijn?”

Drs. J. van den Akker (gereformeerd predikant te Heenvliet) sprak over het thema ”Nieuwlichterij of bijbels geloven?”, over de evangelische beweging in de achttiende eeuw. „Evangelisch wordt gebruikt als een keurmerk voor de inhoud.” Over de inhoud van dit begrip sprak Van den Akker onder andere naar aanleiding van een publicatie van Jan Eswijler uit 1685. „Veel gelovigen komen niet los van het vleselijke. Ze proberen langs de wettische weg, met goede werken, hun eigen heiligmaking te bewerkstelligen. De twijfel komt omdat dat niet lukt, daarom moet de gelovige zich van het wettische dwaalspoor afwenden en de koers van het Evangelie volgen. Het wezen van het geloof ligt niet in allerlei werkingen en ervaringen van de ziel, maar in de bevindelijke wetenschap en zekerheid dat Christus aan de dode en nietsvermoedende zondaar de zaligheid uit vrije genade schenkt.”

Over dit standpunt werd uitgebreid getwist door Johannes Eusebius Voet en Johannes Conradus Appelius. Voet, die we kennen vanuit de psalmberijming, geniet zijn belangrijkste faam als religieus dichter. Het staat vast dat Smijtegelt, Brakel, Lodenstein of Van der Groe met z’n allen minder geciteerd worden in preken dan de liedteksten van de Haagse dokter.

Drs. J. C. Karels (historicus) sprak over J. E. Voet als arts en criticus van de ’fijnen’. „Evenals David Kleman bestrijdt Voet een verkeerd gebruik van de leer van de menselijke onmacht. Hij is niet van plan de gereformeerde confessie, waarin de vrije genade, de verkiezing en de doodstaat van de mens worden beleden, af te vallen. Maar hij kan zich ook niet vinden in predikanten die hun toepassing voor natuurlijke mensen beperken tot een vrome wens: „Och of God hen hiertoe verwaardigde!” In wezen is de tegenstelling tussen menselijke kracht en goddelijke kracht bij Voet opgeheven”, concludeerde Karels.

Aan het slot van de dag sprak drs. J. Exalto (historicus) over de betekenis van de piëtistische lichaamstaal. „Ik wil de stelling verdedigen dat de grote aandacht voor emotie in zowel het 17e- als in het 18e-eeuwse piëtisme zijn achilleshiel vormde. Maar wanhopig treuren is even verwerpelijk als zorgeloos lachen. De vreugde is de gewone staat van het geloof, aldus Voetius. Ook Costerus heeft zich fel gewend tegen geveinsden. Juist geveinsden blinken uit in dergelijke lichaamstaal. Het aangezicht kan zeer bedriegen”, zo haalde Exalto een gezegde van F. Ridderus aan.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer