Stuurloos ronddobberen op de beurs
Beleggingsclubs hebben wel eens leukere tijden meegemaakt. Mr. Cecile de Haan, directeur van de Nederlandse Centrale Vereniging van Beleggingsstudieclubs (NCVB), houdt de moed erin. „Maar als de malaise nog drie jaar aanhoudt, gaat de lol er wel af.”
Het statige pand aan de Herengracht in Amsterdam doet onwillekeurig denken aan de tulpenbollengekte in de Gouden Eeuw. De handel in kostbare bollen krijgt in korte tijd een geweldige populariteit. In januari 1637 gaat de moeilijk te kweken Semper Augustus, een roodgele gevlamde tulp, voor 10.000 gulden van de hand.
Dat bedrag staat in die tijd gelijk aan het jaarinkomen van vijftig ambachtslieden. Maar een heuse krach doet in 1673 de tulpenhandel definitief verwelken. Verliezende beleggers moeten het met een regeling stellen waarin ze onder bepaalde voorwaarden de bollen aan de verkoper mogen teruggeven. Tevens wordt een algemeen verbod op rechtszaken betreffende tulpenbollenbetalingen van kracht.
„Beleggers zijn kuddedieren”, zegt mevrouw De Haan. „Tijdens de internethype meldden veel nieuwe clubs zich aan. Van beleggen ging een grote aantrekkingskracht uit. Zonder veel kennis van zaken konden mensen hun geld met een gerust hart in bepaalde aandelen steken. Wat ze ook deden, het leverde rendement op.”
Toch wil de NCVB-directeur het graag opnemen voor de volksstammen goedwillende amateurbeleggers die zich nu afvragen waarom ze hun geld niet gewoon op een spaarrekening hadden laten staan. „Wat nu gebeurt, had niemand voorzien.” Waarop ze laat volgen dat de beurs een paar jaar geleden in haar ogen veel te hoog stond. De volgende stap is snel gezet: „Nu staat de beurs wel erg laag.”
Enfin, voor ingewikkelde analyses over de waarde van aandelen is een beleggingsclub bij uitstek een geschikte plek, vindt De Haan. „In plaats van stuurloos rond te dobberen op de beurs, streven goede beleggingsclubs een fundamentele analyse na. Degenen die nu lid blijven, zijn echt gemotiveerd. Hoewel de groei eruit is, krijgen de clubs ook nieuwe aanmeldingen. Mensen melden zich met de mededeling: een poosje geleden was het gemakkelijk, maar nu kan ik hulp gebruiken. Ik ga me erin verdiepen.”
Bij de NCVB zijn rond de 1050 beleggingsclubs aangesloten. Een gemiddelde club telt elf leden, wat het totaal aan personen die in verenigingsverband beleggen op ongeveer 12.000 personen brengt. De meeste clubs zijn te vinden in Zuid-Holland, Noord-Brabant en Gelderland. In Noord-Nederland hebben aanzienlijk minder mensen de handen ineen geslagen om samen de aandelenmarkt te verkennen.
Hoewel De Haan geen duidelijk profiel kan geven van het doorsnee clublid, heeft ze een tweetal kenmerken paraat. Slechts een op de drie leden is vrouw. De gemiddelde leeftijd is 52 jaar. „De groep dertigers heeft het veel te druk. Vanaf de veertig begint men binnen te druppelen. Beleggingsclubs zijn niet bedoeld om snel rijk te worden. Je moet de inleg zien als speelgeld dat je er niet uit hoeft te halen.”
Met dat oogmerk bedraagt de maximale inleg per lid 9000 euro. Mensen die meer willen, kunnen vrouw en kinderen desnoods aanmelden. Dan houdt het ongeveer op. Bovendien worden de leden nooit gedwongen tot bijbetalen. „Ik word dagelijks gebeld door de media of er paniek is uitgebroken in onze clubs. Dat is dus niet het geval”, lacht De Haan fijntjes. „De basisgedachte is, al doende leert men. Zelfs al verlies je op de transactie.”
Wat in de clubs niet kan, kan daarbuiten ongelimiteerd. Een enquête wees drie jaar geleden uit dat het gemiddeld particulier belegd vermogen van de leden een duizelingwekkende 600.000 à 700.000 gulden bleek te zijn. De Haan: „Dat was nog vóór het overwaarde-verhaal. Het bedrag zal nu wel aanzienlijk lager zijn.”
Kleinere beursgenoteerde ondernemingen, die minder makkelijk beleggers aantrekken als de grote fondsen, zijn wakker geschud. Zij nodigen al te graag beleggingsclubs uit om eens kennis te maken. „Ontzettend interessant”, oordeelt De Haan over de bedrijfsbezoeken.
Maar is het niet naïef te verwachten dat amateurs na een middagje borrelen bij een bouwbedrijf een gefundeerde mening hebben over de beurswaarde van het aandeel? „Onze leden moeten een gevoel krijgen bij een bepaald bedrijf. Wij léren hen jaarverslagen te lezen. Het valt ons juist op, dat leden zulke ontzettend kritische vragen stellen.”
Zeker één les hebben de particuliere beleggers in ieder geval achter de kiezen. In plaats van op individuele bedrijven richten zij zich in toenemende mate op sectoren. Beleggingsfondsen dempen het risico.
De Haan ontkent dat mensen in beleggingsclubs een besmetting oplopen, waardoor ze zo snel mogelijk via de beurs financieel willen ’binnen’ zijn. Volgens haar is het omgekeerde het geval. Mensen die het heft in eigen hand willen houden, maar niet goed weten hoe ze in hun privé-situatie het beste kunnen beleggen, doen kennis op bij de beleggingsclubs.
Daar komt bij dat het sociale aspect van beleggingsclubs een belangrijk motief vormt voor het lidmaatschap. „Ik denk niet dat we de ingeslagen weg moeten terugkeren. Beleggen moet nog meer onder de aandacht van particulieren komen. Maar uiteindelijk moet ieder het voor zich weten. Je moet rustig kunnen slapen. Ik doe er zelf ook niet aan mee. Ik wil lekker wonen. Mijn geld zit in mijn huis.”
Dit is het derde deel van een serie over de nadelige gevolgen van de beursmalaise. Woensdag verschijnt de volgende aflevering.