Ook de ouderlingen willen een naambord
Kerken en kloosters herbergen talrijke religieuze voorwerpen. Kunsthistoricus Mieke van Zanten verzamelde alle Nederlandse en Vlaamse benamingen. Van het aankondigingsbord voor psalmen tot het zoutvat voor het wijden van doopwater.
In het boek ”Religieus Erfgoed. Geïllustreerd Lexicon” (uitg. Walburg Pers, Zutphen) beschrijft Van Zanten 1200 verschillende religieuze objecten. Aan de orde komen zaken als kerkmeubilair, tekstborden, collectebussen, verlichting, muziekinstrumenten en kleding. Zo blijkt dat een halleluja niet alleen een loflied is, maar ook een zwarte lange onderrok die misdienaars in de Oud Katholieke Kerk droegen.Trefwoorden
Onder erfgoedbeheerders in Nederland en Vlaanderen bestond grote behoefte aan een trefwoordenlijst en een beschrijving van voorwerpen die een rol spelen in het kerkelijk en kloosterleven. Van Zanten: „In de praktijk bleek dat zij geen eenduidige taal gebruikten in de beschrijving van religieuze objecten. Voor het ene voorwerp bestonden wel zes verschillende namen, voor het andere niet één.”
De Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland (SKKN) trok Van Zanten aan om de klus te klaren. Ze had ervaring als erfgoedadviseur van de Oud Katholieke Kerk en als conservator van het erfgoed van de orde der kruisheren in het Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven in Cuijk. Van Zanten publiceerde in 1994 een gids voor het behoud en beheer van kerkelijk kunstbezit en ze promoveerde in 1999 op een onderzoek naar de betekenis van de geschilderde Bijbelse voorstellingen op orgelluiken in Nederland.
Uitgangspunt voor het lexicon vormden de termenlijsten van SKKN en Museum Catharijneconvent in Utrecht. „Aanvankelijk was het alleen de bedoeling om een trefwoordenlijst van religieus erfgoed te maken, maar gaandeweg kwamen daar ook synoniemen en verwijzingen bij. Vervolgens ontstond het idee om bij elke term foto’s te zoeken. Omdat daar geen geld voor was, heb ik ook dat ter hand genomen.”
Beloningsprentje
Van Zanten pakt het boek erbij. „Neem het woord altaar”, zegt ze. „Dat is een brede term, want je hebt wel bijna dertig soorten altaren, zoals altaarkist, draagaltaar, reisaltaar en zijaltaar. Die zijn dan ook te vinden onder het trefwoord ”altaar”, als een specifiekere term. Soms wordt verwezen naar een gerelateerde term, zoals ”evangeliarium” bij ”evangelieboek”.”
Veel religieuze voorwerpen hebben niet direct met de kerkelijke eredienst te maken. De zogeheten devotionalia werden gebruikt voor het persoonlijk geloofsleven. Zo maakten zowel rooms-katholieken als protestanten gebruik van prentjes. In het boek staat onder andere een apostolische zegenprent, afkomstig van de paus. Het papier, met daarop een zegenwens, bevat een foto van de kerkleider en kleurrijke versieringen. Zondagsschoolkinderen kregen een beloningsprentje als zij zich goed gedroegen of een Bijbeltekst of psalmversje konden opzeggen.
Voor sommige voorwerpen moest Van Zanten zelf een naam bedenken. „In een kerk kwam ik een keer een soort steelpan tegen met allemaal ronde gaten erin. Dan sta je wel even te denken: waar is dit voor gebruikt? Ik heb het toen maar collectezeef genoemd. Het bleek vroeger te zijn gebruikt voor het sorteren van collectegeld. Munten met een kleinere diameter dan die van de gaatjes vallen erdoorheen; de grotere muntstukken blijven achter.”
Ouwel
Toen het werk bijna klaar was, klopten twee Belgische organisaties aan. „Ze wilden ook een trefwoordenlijst, maar dan voor het Vlaamse religieuze erfgoed en vroegen de termen, beschrijvingen en foto’s te mogen overnemen. Toen is afgesproken dat zij de Vlaamse termen zouden aanleveren voor het lexicon.
Van Zanten ontdekte dat Nederlanders en Vlamingen ongeveer 97 procent van de voorwerpen aanduiden met dezelfde naam. Als er verschillen zijn, zijn die vaak klein. Zo spreken Nederlanders over ampullenblad (ampullen zijn schenkkannetjes in edelmetaal, glas of aardewerk) en hebben Vlamingen het over ampullenschaal. Een collaar (witte doek om de hals van een kloosterzuster) heet in het Vlaams echter guimpe.
Ook tussen rooms-katholieken en protestanten bestaan verschillende woorden voor hetzelfde voorwerp. Zo spreken lutheranen over een ouweldoos. Voor rooms-katholieken is dat een hostiedoos, omdat het woord ouwel voor het schijfje ongegist tarwemeel dat tijdens de mis wordt geheiligd, voor hen wat oneerbiedig klinkt.
Een van de weinige voorwerpen die Van Zanten alleen in Vlaanderen tegenkwam, is de kroonkandelaar: een manshoge monumentale standaard met elektrische kaarsen. „In Vlaanderen zal wel een bedrijfje hebben gezeten die deze kaarsenstandaard maakte. Zo simpel ligt het soms.”
Magistratenbank
Het rooms-katholicisme kent veel meer religieuze voorwerpen dan het protestantisme. „Maar dat wisten we eigenlijk al wel”, zegt Van Zanten. „Hoe dat komt? In het protestantisme staat toch meer het Woord centraal. Wel zie je dat in veel rooms-katholieke kerken de voorwerpen soberder worden. Tegelijkertijd gaan steeds meer protestantse predikanten een op een kazuifel lijkend bovenkleed met stola dragen.”
Typisch protestants is volgens haar de magistratenbank, voor in de kerk. „De Hollandse maatschappij was heel gelaagd en de verschillende groepen zaten in afzonderlijke kerkbanken: mannen, vrouwen, wezen, ouderlingen, het stadsbestuur. Een dergelijk onderscheid zie je ook terug bij de naamborden. Als predikanten en notabelen een bord met hun namen in de kerk hadden hangen, dan wilden de ouderlingen er ook één.”