Opinie

Leer het kind zijn doop verstaan

Catechese is ten principale doopcatechese, stelt prof. dr. W. Verboom. Woensdag sprak hij in Benschop op het symposium ”Catechese in perspectief” ter gelegenheid van zijn 40-jarig ambtsjubileum en zijn afscheid van de catechesecommissie van de HGJB. Hij hield een lezing over ”Weet gij niet? Een kleine doopcatechese”.

17 April 2008 08:49Gewijzigd op 14 November 2020 05:45
„Hoe zal de nieuwe werkelijkheid van het leven met Christus zoals begonnen in de doop echt werkelijkheid voor ons zijn? Antwoord: door de Heilige Geest, Die het geloof werkt door het Woord, in prediking en catechese als een twee eenheid.” Foto RD, Anton D
„Hoe zal de nieuwe werkelijkheid van het leven met Christus zoals begonnen in de doop echt werkelijkheid voor ons zijn? Antwoord: door de Heilige Geest, Die het geloof werkt door het Woord, in prediking en catechese als een twee eenheid.” Foto RD, Anton D

Sinds 1968, toen ik hier in Benschop als predikant begon, is er veel gebeurd, veel veranderd, zowel wat de doop betreft als wat de catechese aangaat. De kerkelijke en godsdienstige situatie in ons land is radicaal gewijzigd. Konden we in 1968 nog spreken van een corpus christianum en een volkskerk, dat ligt nu allemaal achter ons. Veel ontwikkelingen maken ons niet bepaald vrolijk.Maar dat is toch niet het enige wat we hiervan kunnen en mogen zeggen. Door al die ontwikkelingen heen is het ook duidelijk geworden waar het nu echt om gaat in kerk en geloof en ook in doop en catechese. En precies dat is de reden waarom ik vanavond iets wil zeggen over wat Paulus schrijft in Romeinen 6:3: „Of weet gij niet, dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn?”

De reden waarom Paulus in dit gedeelte begint te schrijven over de doop is de concrete situatie van de gemeente in Rome. Het is een gemeente geroepen uit de duisternis tot het wonderbaar licht van Gods genade in Jezus Christus. Een gemeente die leeft midden in een heidense cultuur. Die daarom voortdurend het gevaar loopt voor de verleiding te bezwijken om mee te doen met de perverse en afgodische levenspraktijken van de bevolking van Rome.

Paulus waarschuwt de gemeente daarvoor en doet een krachtig appel om tot eer van God in een nieuw leven te leven. In dit kader herinnert hij de gemeente aan de betekenis van de doop. We kunnen de strekking van de tekst dan ook zo opvatten: leef tot eer van Christus, strijd tegen de zonde. Want jullie zijn immers gedoopt? Dat is de intentie van de woorden van vers 3: Weten jullie niet dat jullie gedoopt zijn in Jezus Christus? En dat je daardoor in zijn dood gedoopt bent?

Paulus wijst dus in verband met de oproep tot levensheiliging terug naar het moment waarop de gemeenteleden gedoopt werden. Hij wijst terug op het meest ingrijpende wat er in hun leven is gebeurd: de onderdompeling in water. Wat is er toen gebeurd? Toen zijn ze ingelijfd in Jezus Christus. Toen zijn ze voor eens en voorgoed het eigendom van Hem geworden. Toen zijn ze deelgenoot geworden van wat Hij door Zijn kruis en opstanding gedaan heeft. Toen zijn ze in de dood van Jezus gedoopt en met Jezus begraven om daarna op te staan met Hem in een nieuw leven, vanuit de verzoening van zonden en de breuk met het zondige verleden, tot eer en heerlijkheid van God.

Wat me opvalt is dat Paulus met nadruk zegt: Weten jullie niet dat je gedoopt bent? Hoe weten ze dat dan? Antwoord: omdat ze daar catechese over hebben gehad. Van dr. A. Noordegraaf heb ik geleerd dat de term ”weten” in de brieven van Paulus een uitdrukking is die slaat op het geloofsonderricht.

Op een andere plaats zegt Paulus bijvoorbeeld: Wij weten dat Christus opgewekt is, of: Wij weten dat we na dit leven een gebouw van God hebben in de hemel. En zo zijn er nog meer teksten waarin de uitdrukking weten voorkomt. Het gaat om een weten, een kennis, een geloofskennis, die verkregen is door de catechese die men heeft ontvangen.

Datgene wat men zo te weten kreeg en wat men als christen behoorde te weten, vormde de inhoud van het geloof van de vroegchristelijke gemeente. In Hebreeën 6 worden enkele kernen daarvan genoemd, zoals de doop, de oplegging der handen, de opstanding der doden en het eeuwige oordeel. In 1 Kor. 15 spreekt Paulus over de leerinhoud die hijzelf ontvangen heeft en die hij daarna aan anderen overgeleverd, getradeerd heeft.

In dat licht moeten we ook Rom. 6 bezien. Paulus wil hier tegen de christenen in Rome zeggen: Jullie hebben catechese, onderricht ontvangen over de betekenis van jullie doop. Jullie weten dus wat jullie doop betekent, dat het een doop is in Jezus Christus, een verbonden worden met Hem.

Het is dus niet zo dat Paulus hier bedoelt te zeggen: Denk eens even terug aan het moment dat jullie gedoopt werden. Toen hebben jullie toch zelf ervaren dat jullie in Christus gedoopt zijn? En daarom weten jullie toch dat jullie in Christus gedoopt zijn. Nee, Paulus denkt aan de catechese over de doop. Daardoor weten ook de kleine kinderen die samen met hun ouders gedoopt werden, om zo te zeggen op de arm van hun ouders, wat hun doop betekent, ook al zijn ze het moment van hun doop allang vergeten omdat ze te klein waren om het te beseffen en te onthouden. Die ervaring is niet belangrijk. Ze hebben er catechese over ontvangen. Het is hun uitgelegd. Daar gaat het om.

Paulus appelleert hier dus niet aan de ervaring van de doop, maar aan het onderricht over de betekenis van de doop. Zo moeten we de strekking verstaan van de uitdrukking: weten jullie niet dat jullie in Jezus Christus gedoopt zijn.

Slag verloren
In 1968 was het voor bijna iedereen vanzelfsprekend dat je als kind gedoopt werd. Dat is vandaag de dag wel anders. Het is geografisch niet zo ver hiervandaan dat er een enorme discussie ontstaan is over kinderdoop en herdoop. Een van de redenen waarom mensen vragen om herdoop is dat voor hen de kinderdoop zo weinig betekenis heeft gekregen in hun leven. Hij speelde nauwelijks een rol in het eigen leven, het gezinsleven en het gemeenteleven. Moeten we niet eerlijk toegeven dat we daartoe vaak aanleiding gegeven hebben? Is het niet waar dat het feit dat je als kind gedoopt bent vaak maar een ritueel was dat aan de marge van het leven, ook het geloofsleven en het gemeenteleven stond? Terwijl de doop toch naar Bijbelse maatstaven de meest ingrijpende gebeurtenis in je leven is. Toen werd je ingelijfd in Christus. Niet door de handeling van de doop op zichzelf, ook niet door het geloof, dat natuurlijk nooit kan ontbreken bij dopeling of ouders van de dopeling, maar door de verankering van de doop in het heilswerk van Jezus Christus. Daar gaat het uiteindelijk om.

We zijn in de doop met Christus gestorven en worden opgewekt tot een nieuw leven. Kohlbrugge vraagt hierover: „Wanneer is dit gebeurd? Ongetwijfeld is dit achttien eeuwen geleden gebeurd. Toen Christus stierf en begraven werd, toen gingen wij met Hem in zijn dood en in zijn graf. Maar wanneer heeft God in zijn barmhartigheid dit op ons toegepast? God heeft dit op ons toegepast in de doop.”

Nu gaat het erom dat deze nieuwe werkelijkheid die in de doop wordt afgebeeld en bezegeld ook echt werkelijkheid voor ons is. Ja, daar gaat het om. En moeten we niet zeggen dat we precies op dit punt schromelijk tekortgeschoten zijn?

Prof. Van de Beek heeft terecht gezegd dat we nog in onze oude plunje blijven lopen terwijl God ons in de doop het nieuwe kleed van zijn verzoening en verlossing heeft geschonken. „We zijn eraan gewend geraakt om geen bruiloftskleed aan te hebben (Matt. 22:11-12) en rond te lopen in een oude spijkerbroek met vlekken.” (”Hier beneden is het niet”, 55) Verder zegt hij dat we doop, geloof en wedergeboorte uit elkaar hebben getrokken. Alsof die niets met elkaar te maken hebben. De doop is toch niet minder dan het bad van de wedergeboorte? Dit alles geldt toch niet alleen maar voor de doop van volwassenen.

Ik poneer vanavond de stelling: als datgene wat in Romeinen 6 gezegd wordt ook niet van de doop van kinderen geldt, hebben we de slag om de kinderdoop verloren. Maar hoe zal de nieuwe werkelijkheid van het leven met Christus zoals begonnen in de doop echt werkelijkheid voor ons zijn? Antwoord: door de Heilige Geest die het geloof werkt door het Woord, in prediking en catechese als een twee-eenheid.

Weten jullie niet? zegt Paulus. Hij refereert aan de catechese. De catechese thuis en in de kerk is de weg waarlangs God de werkelijkheid van onze doop tot echte ervaarbare werkelijkheid wil maken. Daarom is catechese catechese van het Woord, zoals prediking prediking van het Woord is. Dat is het gelijk van Hammelsbeck, een Barthiaanse catecheet, die catechese en verkondiging sterk op elkaar betrok. Zeker, catechese is meer. Het is dialoog. Dialoog tussen catecheet, catechisanten en leerinhoud. Maar wel een gekwalificeerde dialoog. Op cruciale momenten vindt er een confrontatie plaats, geschapen door het Woord, aan de orde gesteld door Christus, zoals in de dialoog van de catechese van Jezus met de Emmaüsgangers op de weg naar Emmaüs.

Catechese, zo ontdekten we als catechesecommissie van de Hervormd-Gereformeerde Jeugdbond (HGJB), is ten principale doopcatechese. Leren als gedoopt mens te leven, zoals de nota ”Kansen voor catechese” van de PKN zegt. De eigenlijke catecheseruimte is de ruimte rondom de doopvont.

Doopjurk
Dat betekent dat de catechese niet pas kan beginnen vanaf bijvoorbeeld het twaalfde jaar, maar onmiddellijk vanaf het moment dat een kind gedoopt is, op een wijze die past bij de leeftijd van het gedoopte kind. Na de doop wordt de doopjurk van de dopeling opgeborgen. We zien die niet meer terug, of het moest zijn dat er iemand anders uit de familie in gedoopt wordt. Maar is dat wel juist?

De doopjurk is vanaf de Vroege Kerk het beeld van het nieuwe leven dat we in Christus hebben aangetrokken. Catechese vanaf de doopvont dient erop gericht te zijn dat we leren zelf deze doopkleding aan te trekken, zoals Paulus zegt in Efeze: „Dat u zou aandoen (aantrekken) de nieuwe mens” (Ef. 4:24). Het is de kleding die behoort bij de identiteit van een gedoopte christen.

Het is van hieruit dat in het beleidsstuk van de PKN ”Kansen voor catechese” allereerst aan de ouders wordt gedacht wanneer het om catechese gaat. De doop gaat onmiddellijk verder in de catechese. Er mag geen hiaat ontstaan tussen doopvont en catechese. Ouders hebben de opdracht hun kinderen van meet af aan te leren leven als gedoopte kinderen. Om deze taak te kunnen uitvoeren dienen zij geïnstrueerd te worden door de gemeente, bijvoorbeeld op de wijze waarop ds. E. R. Veen uit Hattem het doet in zijn boek ”Een verlangen naar meer”. Zoals belijdeniscatechese bij belijdenis doen behoort, zo behoort doopcatechese bij de doop van je kind.

Het gedoopt zijn dient het oriëntatiepunt te zijn in de opvoeding. Niet alleen in de godsdienstige opvoeding, alsof dat een apart terrein zou zijn. Nee, heel de opvoeding dient in dat perspectief te staan, vanaf opstaan tot naar bed gaan. Eten en drinken, spelen, leren, sporten, vriendschap sluiten. En wat zijn er in onze tijd veel leermiddelen voor ouders mogelijk. Ze liggen vaak als talenten verborgen in de grond. Ze dienen opgedolven, geactiveerd en aangereikt te worden. Zeker heeft de school hierin ook een belangrijke rol te spelen. Maar wel heeft de school een andere doelstelling dan de catechese thuis en in de kerk.

Het belang van catechese in de kinderleeftijd kan door de kerk niet hoog genoeg worden aangeslagen. Daarom kennen we al sinds jaar en dag vormen als zondagsschool en kinderclub, maar het zal meer geïntegreerd moeten, gestructureerder en meer doordacht als middel om als gedoopt mens te leven. Er zal veel meer samenwerking moeten komen tussen ouders en gemeente, tussen opvoeding en catechese.

Verraad
Al jaren pleit de catechesecommissie van de HGJB, ook wel catechetisch centrum van de HGJB genoemd, voor specifieke vormen van kindercatechese. Juist op de leeftijd van 10 en 11 jaar zijn kinderen bereid om te leren. Ook cognitief. Dan is hun ontluikend leven nog een eenheid en niet uiteengevallen in cognitieve, affectieve en attitudinale segmenten. Precies op deze leeftijd kan de catechese zo veel opleveren als doopcatechese. Mijn vader sprak wel eens over de welaangename tijd, dat is de tijd waarin unieke kansen worden geboden. Welnu, waar deze welaangename tijd om te leren veronachtzaamd wordt, is er sprake van een gemiste kans.

De kernen van de Bijbel, gelieerd aan de klassieke onderdelen: geloof, gebod en gebed, kunnen in deze catechese in het perspectief van de doop aan de orde komen. Geestelijke bagage voor het leven. Blijf bij de doopvont. Zo leren kinderen dat ze als gedoopte kinderen kinderen van de christelijke gemeente zijn. Zo worden ze ingeleid en ingewijd in de gemeente. Zoals de NGB in artikel 34 leert dat we door de doop worden opgenomen in de kerk. Zo wordt in de catechese aan de kinderen van de gemeente hun doop gesitueerd in de voortdurend wisselende situaties en perspectieven van hun dagelijkse leven. Al doende leert men.

En we geloven dat de Heilige Geest dit onderricht gebruikt om hen te brengen tot wat Paulus zegt in Romeinen 6: Nu weten jullie dat jullie gedoopt zijn in Jezus Christus. Want jullie hebben catechisatie gehad! Zo bezien is catechese nooit alleen maar gericht op cognitieve kennis. Of op wat men wel noemt het bijbrengen van een historisch geloof. Dan catechiseert men beneden de maat van het Woord en van de doop. Dan weet men niet meer te zeggen dan: Ach, een kind is onbekeerd en het leeft van nature zonder God. Hoe zal het een echt geloof krijgen door de catechese? Is het dan verwonderlijk dat het kind inderdaad geen relatie met Christus krijgt? Dat is een selffulfilling prophecy, om zo te zeggen. Dat is ten diepste verraad aan de doop.

Heeft God in de doop niet beloofd dat Hij met zijn Heilige Geest zal werken in de harten van de kinderen? Wie dat als ouders en als catecheet niet gelooft, laat een kind opgroeien of geeft een kind onderricht in een vacuüm van vrijblijvendheid, een kweekplaats van ongeloof. Alle catechese aan kinderen dient van meet af aan in al haar facetten doorgloeid te zijn van Gods belofte van de nieuwe werkelijkheid van het gedoopt zijn.

Nogmaals, de leeftijd van 10-11 jaar is een leeftijd van onschatbare waarde. Juist dan kan daarna de catechese vanaf 12 jaar hierop voortbouwen. Ook hier zoeken we naar vormen van catechese die passen bij de eigen gemeente en bij de eigen jongeren. Catechese hoeft niet uniform te zijn. Er is hier en daar duocatechese, er is mentorcatechese, er is huiscatechese. Vormen waardoor aan de jongeren van de gemeente in hun zoekproces, in hun testen van wat echt waarde heeft, in hun stellige onzekerheden de helpende hand geboden wordt door catecheten en door mentoren die bereid zijn dicht bij jongeren te leven en met hen op te trekken.

Identificatiefiguur
Laat de kwaliteit van de catechese vooropstaan. En laat het ook belangrijk zijn dat catecheten als het ware zelf in doopkleding leven. Dat ze identificatiefiguren zijn voor jongeren, die laten zien hoe dat gaat: als gedoopt mens leven. Mensen die geloof, liefde en warmte uitstralen. Die niet veroordelen, maar aanmoedigen. Die zelf wonen in het onderricht dat ze aan de jongeren geven.

Ik denk dat in deze periode van catechese de Bijbel zelf het centrum van onderricht dient te zijn. Het zal er in onze tijd meer en meer om moeten gaan hoe we leren persoonlijk te leven vanuit het Woord van God. De essentiële thema’s van de inhoud van de Bijbel vormen de bronnen voor het curriculum. Waarbij telkens lijnen getrokken worden naar de traditie en de belijdenis van de kerk en de vertaalslag wordt gemaakt naar het leven in de cultuur van vandaag.

Deze catechese kan niet pastoraal genoeg zijn. Ik heb daar vanaf mijn doctoraalscriptie ”Pastorale catechese” in 1978 voortdurend op gewezen. De leraar is de herder, zoals Efeze 4 spreekt over de persoon die herder en leraar is in één. Mag ik ook hier de persoon van de predikant als catecheet prominent ter sprake brengen? Er is niets op tegen om als gemeente samen de taak van de catechese ter hand te nemen en om naar vormen te zoeken waardoor dat gestalte krijgt. Maar laat de predikant toch vooral het gezicht van de catechese bepalen. Hij moet de verbindingspersoon zijn tussen catechese, prediking en pastoraat. De predikant heeft een unieke kans om een nieuwe generatie gemeenteleden te leren wat het betekent gedoopt te zijn. Laten we die kans niet onbenut laten. Jongeren van wie de predikant is vervreemd, zijn te beklagen. Ze zijn als schapen zonder herder. Trouwens, zo’n predikant is ook te beklagen, al zal hij misschien zelf vinden dat hij te benijden is.

Uiteindelijk moet de catechese toeleiden naar de belijdenis van het geloof bij het begin van de volwassenheid. Voor velen betekent dat een moment dat men in het nieuw gekleed voor in de kerk staat. Men ging eerst naar de winkel voor nieuwe kleren en dan naar de kerk. Prima als dat het belang van de belijdenis onderstreept. De belijdenisdag is toch een feestdag, evenals je trouwdag. Dat mag tot uiting komen in de kleren. Maar toch, al bedoel ik het natuurlijk niet letterlijk: op dit moment zou, evenals op het vorige moment, de meegegroeide doopjurk de passende kleding zijn, waarin we op ons paasbest zijn. Als het goed is, is de doopjurk door de opvoeding en catechese met ons meegegroeid en past die wonderlijk genoeg precies.

Belijdenis doen zou je moeten doen in een kring rondom de doopvont, dat doopvont waarin je ooit werd gedoopt en dat het middelpunt van je leven is geworden. Dat ook het centrum is van wat je als gemeente samenbindt.

De auteur is emeritus hoogleraar geschiedenis van het gereformeerd protestantisme aan de Universiteit Leiden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer