Ledental CGK neemt af met 134
Het aantal belijdende leden van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) is vorig jaar met 54 toegenomen. Het aantal doopleden daarentegen daalde met 188. Per saldo telde het kerkverband op 1 januari dit jaar 134 zielen minder dan op 1 januari 2007.
Op 1 januari 2008 telden de CGK in totaal 74.740 (doop)leden, tegen 74.874 een jaar eerder. Het aantal doopleden bedroeg begin dit jaar 29.265 (1 januari 2007: 29.453); het totaal aantal belijdende leden 45.475 (1 januari 2007: 45.421). De cijfers zijn te vinden in het gisteren verschenen Jaarboek 2008 van de CGK, onder redactie van ds. G. P. M. van der Linden, drs. R. W. J. Soeters en ds. H. J. Th. Velema.De getallen die het meeste pijn doen, schrijft laatstgenoemde in zijn Jaaroverzicht 2007, zijn die van doop- een belijdende leden die „nergens” naar toe gingen. Het gaat hier om een jaarlijks terugkerend refrein, zo moet de emeritus predikant uit Hoogeveen vaststellen. Vorig jaar verlieten op deze manier 404 doopleden en 255 belijdende leden het kerkverband. „Stel je eens voor, dat we volgend jaar moesten zeggen van de kerk van Dokkum of van die van Harderwijk: weg, bestaat niet meer, „nergens” naar toe gegaan. Zo werkt het –Gode zij dank– niet, maar getalsmatig is het wel zo!”
Wat het grensverkeer met andere kerken en groeperingen betreft, aldus ds. Velema, verliezen de CGK „meer leden aan de Protestantse Kerk in Nederland, de Hersteld Hervormde Kerk en de Nederlands Gereformeerde Kerken dan we ervoor terugkrijgen uit die kerkverbanden. Het omgekeerde geldt van de Gereformeerde Kerken (vrijg.) en de Gereformeerde Gemeenten. Met betrekking tot evangelische en pinkstergroeperingen slaat de balans van het grensverkeer al jarenlang naar die kant door. Aan de andere kant valt op, dat de cijfers ”uit” evangelische en pinkstergroeperingen niet alleen bestaan uit nullen!”
Uit het Jaarboek blijkt verder dat het aantal gemeenten in 2007 met 1 verminderde, tot 183. „Weliswaar werd de kerk van Kantens geïnstitueerd, maar daar stond tegenover dat zowel De Krim als Heerenveen werden opgeheven.”
Het aantal gemeentepredikanten daalde met 4, het aantal predikanten in bijzondere dienst nam toe met 2, zodat het totaal een negatief saldo van 2 opleverde. Per 1 januari 2008 telden de CGK 157 predikanten.
Tweede dienst
Het jaarboek bevat onder andere ook een bijdrage van de hand van dr. S. Paas, met als titel ”Geloven zonder kerk?” Aan het slot hiervan doet deze drie aanbevelingen als het gaat om de vraag hoe kerken (beter) kunnen omgaan met de „echte vragen en gevoelens” van de mens van vandaag.
In de eerste plaats, aldus de missionair opbouwwerker uit Amsterdam, zullen kerken eerlijk moeten omgaan met de vragen, angsten en twijfels van mensen. „In te veel gemeenten heerst een cultuur van ons mooier voordoen dan we zijn.”
In de tweede plaats zou er in kerken meer aandacht mogen zijn voor „de geloofsontwikkeling die mensen doormaken naarmate zij ouder worden.” Hoewel het, stelt Paas, „belangrijk is om te benadrukken dat mensen bekeerd moeten worden, is het gevaarlijk om steeds maar weer op dat aambeeld te hameren zonder veel aandacht voor wat daarna komt. Wat gebeurt er met ons geloof als we rond de dertig zijn, of als we de middelbare leeftijd naderen, of als we oud zijn?”
Als derde zouden kerken mogen nadenken over variatie en kwaliteit, aldus Paas. „Het valt te overwegen om bijvoorbeeld de tweede dienst anders in te vullen en daarin minder accent te leggen op een preek en meer op gesprek, verdieping, samenzang en ontmoeting.”
Dat zou verschillende positieve gevolgen kunnen hebben, meent hij. „Het kan bijvoorbeeld leiden tot een verhoging van de kwaliteit van de prediking. (…) Als mensen via internet en op conferenties toespraken kunnen beluisteren waaraan soms wekenlang is gewerkt en geschaafd, dan vergt het veel van hen om elke zondag te luisteren naar een preek die op zaterdagmorgen nog inderhaast is geschreven door een oververmoeide predikant. En ik vrees dat dit vaker voorkomt dan velen willen toegeven.”
Een andere invulling van de tweede dienst op zondag kan, schrijft Paas, ook „meer recht doen aan de behoefte van mensen om even geen nieuwe informatie op zich af te krijgen, maar tijd te krijgen voor verwerking en toepassing. Op die manier kan het Woord dieper wortelen in de gemeente (Kol. 3:16), dan wanneer de ene preek de andere opvolgt in een hoger tempo dan de meeste mensen aankunnen.”