Stel toekomstvisie orgels op
In Utrecht uitten orgeldeskundigen tijdens een symposium kritiek op de nieuwe BRIM-subsidieregeling voor het onderhoud van orgels (RD van 7 april). Klaas Boeder plaatst enkele kanttekeningen en roept alle betrokkenen bij orgelonderhoud- en restauratie op de handen ineen te slaan en een toekomstvisie met financiële onderbouwing te schrijven.
Het monumentenjaar 1975 draaide om „toekomst voor ons verleden.” Men was toen zo doordrongen van het belang van het historische orgel in Krewerd, gebouwd in 1531, dat dr. Oussoren, de toenmalige rijksorgeladviseur, de minister het advies gaf de restauratie voor 100 procent te subsidiëren. De minister gaf hieraan gevolg.Het orgel in Krewerd is nog steeds een juweel. Niet dankzij onderhoud, maar door een conserverende restauratie. Het is een voorbeeld uit een nauwelijks voor te stellen verleden voor wie de toekomst van ons historisch orgelbezit beziet in het licht van het Besluit Rijkssubsidiëring Instandhouding Monumenten (BRIM).
Nederland kent een uniek en kostbaar bestand aan historische orgels. Jarenlang is gewerkt om dit bestand door restauraties en onderhoud op een hoger plan te brengen en te houden. Maar biedt het BRIM hiervoor wel perspectieven?
Het nobele streven bij het nieuwe instandhoudingsbeleid zou zijn dat het monument met de eigenaar centraal zou komen te staan. Het BRIM zou restauratie en onderhoud in één regeling bij elkaar voegen op basis van een periodiek instandhoudingsplan. Hierin zouden zowel regulier onderhoud als ingrijpender herstel een plaats moeten krijgen. Restauraties zouden dan feitelijk overbodig worden of bekostigd moeten worden uit incidentele baten.
De uitgangspunten van het BRIM zijn goed, maar de bottleneck zit in de irreële subsidieplafonds die zijn ingesteld. Binnen de grenzen van deze subsidieplafonds is zelfs regulier onderhoud maar beperkt mogelijk, laat staan ingrijpender herstel. Het Rijk denkt dat afstoffen voldoende is en ontkent de realiteit van de problemen. Alles wijst er echter op dat de BRIM het sluitstuk is van een notoire bezuinigingsmaatregel, opgelegd door het directoraat-generaal van het ministerie van OCW. De Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) fungeert als zetbaas die de nieuwe uitgeknepen regeling uit mag voeren.
Hattem
Een voorbeeld. De hervormde Andreaskerk in Hattem -een redelijk grote stadskerk- moet het straks onder de nieuwe regeling doen met maximaal 65 procent subsidie op een bedrag van 100.000 euro om de kerk in stand te houden; een kerk met een monumentaal interieur en twee historische orgels. Over dit bedrage moet dan eerst nog de -met ingang van 2009 tot 20 procent verhoogde- btw betaald worden. Verder zijn er nog de plankosten voor het maken van een instandhoudingsplan, anders krijgt de kerk geen subsidie. Al met al blijft van het subsidiebedrag zo’n 75 procent over voor de daadwerkelijke instandhouding.
Voor kerken zal de BRIM een kat in de zak blijken te zijn, omdat het vastgestelde subsidieplafond volstrekt onvoldoende is. De zeer magere opkomst bij het symposium op 5 april wekt echter de indruk dat de orgelwereld onvoldoende beseft wat er de komende jaren met kerken en historische orgels staat te gebeuren. Volgens Jan Krajenbrink, bestuurslid van de commissie orgelzaken van de Protestantse Kerk in Nederland, staat het orgel bij kerkbesturen niet hoog op het prioriteitenlijstje. Als dat juist is, zal het orgel het eerste slachtoffer zijn als afgewogen moet worden of het beschikbare subsidie besteed moet worden aan het wind- en waterdicht houden van de kerk of aan het orgel.
Uurtarief
Wat ontbreekt is een goed beleid met voldoende continuïteit. Van incidentele baten kunnen gekwalificeerde orgelmakers niet leven en alleen klein onderhoud is geen wenkend perspectief. Dat kan alleen als er op langere termijn waarborgen zijn voor voldoende werk en een reële beloning. Alleen dan loont het om te investeren in kwaliteit en opleiding. Het verbaast mij dat ook orgeldeskundige W. Diepenhorst weinig problemen op ziet doemen.
Illustratief is het subsidiabele uurloon. Diepenhorst geeft aan dat dit uurloon empirisch is vastgesteld. Ik vraag me al jaren af hoe dat in z’n werk gaat. De discrepantie tussen dat wat RACM empirisch vaststelt en het daadwerkelijke uurloon dat niet alleen orgelmakers maar ook aannemers moeten berekenen om de verlangde kwaliteit te kunnen realiseren, wordt steeds groter. Een doorsnee-Bovag-garage rekent al een all-intarief van 47,50 euro per uur.
De orgelwereld heeft het imago tegen. Een orgel is helaas minder aaibaar dan een molen. De molenlobby heeft goed begrepen dat je eerst een onderbouwd verhaal op tafel moet leggen om meer geld te claimen.
Wat let de orgeladviseurs om samen met de Vereniging Nederlandse Orgelmakers, organisten en kerkgenootschappen een goed onderbouwde toekomstvisie voor ons historisch orgelbestand op tafel te leggen met een reëel kostenplaatje voor de instandhouding erbij?
Tevens zou nagegaan kunnen worden hoe de aaibaarheid van orgels vergroot kan worden door de toegankelijkheid voor het bespelen ervan te bevorderen. Het recente initiatief van de Stichting Oude Groninger Kerken verdient navolging. Dan is er een toekomst voor onze historische orgels.
De auteur is zelfstandig adviseur instandhouding monumenten.