Hertaling psalmverzen onmogelijk
Rijm, metrum, regellengte en strofebouw maken een hertaling van de psalmberijming van 1773 onmogelijk, weet ds. C. J. Meeuse uit ervaring. Een nieuwe berijming moet dicht bij de Bijbeltaal blijven, stelt de predikant in reactie op uitlatingen van dr. J. de Gier (31 maart) en W. J. van Gent (dinsdag) in deze krant.
Het is niet goed om een oude Nederlandse vertaling van bijvoorbeeld een puriteins werk te herschrijven zonder daarbij de originele Engelse tekst te betrekken. Doet iemand dat toch, dan is het gevaar groot dat hij steeds verder van de oorspronkelijke tekst verwijderd raakt. Veel bezwaarlijker nog is het om bij de berijming van de psalmen een oude berijming te gaan hertalen zonder het origineel erbij te halen, dus: de onberijmde tekst van de Statenbijbel, zo nodig met ook de grondtaal erbij.Het is jammer dat het gesprek over psalmberijmingen dreigt te worden overschaduwd door de discussie over de poging om tot uitgave tot een herziening van de Statenvertaling te komen. Het is wel te begrijpen dat voorstanders van zo’n herziene uitgave meteen de psalmberijming willen meenemen, maar hetzelfde bezwaar dat ik tegen de herziening van een puriteins werk noemde, kan hier ook worden genoemd: het gevaar dat je steeds verder verwijderd raakt van het origineel. Dat geldt zowel een herziening van een vertaling als de herziening van een berijming. In het laatste geval is dit zelfs niet minder, maar nog meer het geval, omdat je -zoals dr. De Gier terecht opmerkt- ook gebonden bent aan rijm, metrum, regellengte en strofebouw.
Marnix
Een en ander heb ik ervaren sinds ik meer dan dertig jaar geleden begon de prachtige berijming van Marnix van St. Aldegonde te herdichten in hedendaags Nederlands. Iedere kenner zal toegeven dat Marnix’ berijming die van Datheen overtreft. Het lukte mij niet Marnix recht te doen. Om rijm, metrum, regellengte en strofebouw bij het omzetten van in onbruik geraakte woorden vast te houden, moest ik dikwijls de karakteristieke zegswijzen van deze begaafde dichter verlaten. Dan wendde ik me tot het origineel: de onberijmde Bijbeltaal, zo nodig met kanttekeningen en de grondtaal erbij.
Verschillende psalmberijmingen hebben in de loop van de kerkgeschiedenis aanleiding gegeven tot hevige en dikwijls onheilige strijd. Het is mijn begeerte hier op geen enkele wijze aan mee te doen. Hoewel er in de berijming van 1773 verschillende invloeden zijn waar te nemen die meer aan de verlichtingstaal dan aan de Bijbeltaal doen denken (denk aan de naam Opperwezen voor God en het veelvuldig spreken over deugd), ook het verplichte gebruik van de naam ”Heer” in plaats van ”Heere”, toch zijn er heel veel verzen in te vinden die God gebruikte bij het onderwijzen en vertroosten van Zijn kinderen. Zoals Datheens verzen, die op de brandstapels zijn gezongen, geliefd waren bij veel kinderen Gods, zijn veel verzen van 1773 geliefd bij mensen die de Heere vrezen. Niet graag zou ik zien dat mijn berijming op enigerlei wijze aanleiding zou geven tot een onheilige twist.
Vervreemden
Zelf zing ik de berijming van 1773 ook soms met hart en mond. Dan zou ik mijn berijming liever voor mezelf houden en genoeg hebben aan het onderwijs en de vreugde die ik soms ervoer in het luisterend herdichten van de psalmen, die nog steeds psalmen Davids heten.
Zeker is het geoorloofd om buiten de eredienst uit verschillende psalmberijmingen te zingen. Op psalmzangavonden wordt dit ook dikwijls gedaan. Je gedachten worden dan opgefrist door de Bijbelse waarheid te zingen met andere woorden.
Laten we er echter voor oppassen door moderne berijmingen -en er zijn de laatste jaren heel moderne in omloop gekomen, die zelfs op popmuziek gezongen worden- niet verder van de Bijbeltaal te vervreemden en nog meer cultureel gedachtegoed van deze tijd in te dragen dan in 1773 al gebeurd is. Is om die reden Datheen niet lang geliefd gebleven in verschillende gemeenten?
Wie de psalmen wil zingen -en wie wil dit niet?- zal het ongetwijfeld graag berijmd doen. Arie Loonstra’s gedachte om onberijmd te gaan zingen zal dan ook geen brede instemming vinden. Met dr. de Gier acht ik een hertaling van de berijming van 1773 niet goed mogelijk.
Honing
Als we toch een herziening willen, zoals W. J. van Gent, zal het in de praktijk blijken dat men veel verder gaat dan een ”eenvoudig herzien” en wordt het een worsteling in het woordgebruik tussen de taal van de Statenvertaling, de taal van de Herziene Statenvertaling en de taal van de berijming van 1773. Neem daarbij de moeilijkheden ten aanzien van rijm, metrum, regellengte en strofebouw en ik vrees dat er voor hartentaal weinig ruimte meer is.
Bij een opnieuw berijmen van onze psalmen kunnen we niet verder gaan dan geliefde zegswijzen van bestaande berijmingen in te passen, maar ook dat is, zoals dr. de Gier daar de vinger bij legde, minder eenvoudig dan gedacht wordt.
Zelf gebruikte ik Marnix alleen waar dit nog mogelijk was. Uiteindelijk gaat het toch om de Bijbelse boodschap. Het is zoals iemand eens zei, in verband met geraadpleegde bronnen voor een preek: „Je moet niet vragen waar de honing vandaan komt, maar je moet proeven of ze zoet is!”
De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente in Goes en berijmde zelf diverse psalmen.