„Beweging in omgang met Bijbelwetenschap”
„Er zit beweging in de omgang van gereformeerde theologen met de Bijbelwetenschap. Dat moet niet los blijven staan van de Schriftleer. Het moet doorwerken in de dogmatiek, het moet tot openheid leiden op het gehele veld van de theologiebeoefening. Gereformeerden hebben dat nodig om hun identiteit in de moderne cultuur te kunnen vasthouden.” Dit advies gaf prof. dr. G. G. de Kruijf de redactie van Theologia Reformata mee bij haar 50-jarig bestaan.
Maandag belegde Theologia Reformata, het wetenschappelijk theologisch tijdschrift van de Gereformeerde Bond met zo’n 850 abonnees, een symposium over de betekenis en de vitaliteit van de gereformeerde theologiebeoefening. Drie sprekers van buiten de directe achterban waren gevraagd om daarop hun visie te geven. Bij alle drie kwam de gereformeerde Schriftleer meer of minder uitgebreid aan de orde.Dr. De Kruijf, hoogleraar ethiek aan de PThU Leiden, waardeerde in de gereformeerde theologie dat zij oriëntatie biedt. Tegelijkertijd meent hij dat het belangrijkste criterium daarvoor, het gezag van de Schrift, slechts schijnbaar duidelijk is. „De manier waarop de maat wordt genomen, stoelt uiteindelijk op een Schrift die zelf beweeglijk is. De worsteling van de orthodoxie om dat te kunnen blijven ontkennen, zal uiteindelijk dodelijk vermoeiend blijken. Ga die weg niet verder op. Dat betekent niet de prijsgave van de traditie, maar de ontkramping daarvan.”
De Kruijf riep op te leren oefenen in het bewaren van het geestelijk evenwicht, omdat er een „onvermijdelijk zwaartepunt in onze subjectiviteit” ligt.
Ook de Amsterdamse oudtestamenticus dr. E. Talstra stimuleerde tot trouw aan de Schrift „zoals wij die hebben ontvangen door complexe historische processen.” Hij vindt de grotere openheid van de redactie voor deze realiteit een compliment waard. Echter, de Schrift is zijns inziens nog „rafeliger en complexer” dan tot dusver erkend. „De feitelijke gestalte van de Bijbel is zeer divers. De Schrift is ten opzichte van het feitelijk materiaal dat wij hebben een abstractie. Gereformeerden moeten daarom meer werk maken van de Bijbel zoals die was vóór de uitvinding van de boekdrukkunst.”
Vanuit een vergelijkbare invalshoek bepleit de kerk- en dogmenhistoricus dr. E. P. Meijering de „eigen vrijheid” tegenover de letter van de Bijbeltekst. „Dat bevrijdt van heel wat hoofdpijn en het hoeft helemaal niet te verwijderen van de gereformeerde traditie.” Evenals Talstra wilde hij geen scherp theologisch onderscheid maken tussen de bron van de Schrift en de stroom van de daarop gevolgde traditie.
De Apeldoornse oudtestamenticus prof. dr. H. G. L. Peels betwistte dat zijn collega’s op deze manier recht deden aan het begrip ”canon”, een afgesloten, gezaghebbende Schrift. Redactievoorzitter prof. dr. W. Verboom toonde zich „verguld” met de blijken dat het tijdschrift serieus werd gelezen. Tegelijk stelde hij vast dat er heel wat huiswerk op het bord van de redactie was gelegd.
Behalve de Schriftleer kwamen ook andere zaken aan de orde. Redactiesecretaris dr. J. de Gier hield een causerie over twee versies van het gedicht ”Deïsme” van Gerrit Achterberg.
Drs. T. T. J. Pleizier, predikant van de hervormde gemeente van Langerak, gaf zijn visie op de vraag naar de vitaliteit van de gereformeerde theologiebeoefening voor het terrein van de praktische theologie. Hij bepleitte de ontwikkeling van een eigen taal en begripsmatigheid voor wat hij centraal noemde voor de praktische theologie: de verwerkelijking van het heil in levens, gemeenschappen en de verschillende vormen daarvan.
Ds. Pleizier benadrukte het belang van een empirische insteek, ook vanuit apologetisch motief. „In toenemende mate wordt het christelijk geloof onder een noemer gebracht met andere religies. Beschrijving van de feitelijke geloofspraktijk zal dat tij niet kunnen keren, maar gaat desondanks over wat er wél aanwezig is en poogt het specifieke van de christelijke geloofspraktijk te verwoorden. Dat kan helderheid geven over de eigen aard van het christelijk geloof.”
Dr. Meijering moedigde de aanwezigen aan om zelfbewust de dialoog met andersdenkenden aan te gaan. „De kerk vormt in Nederland vergaand een puinhoop. De rechterkant staat nog redelijk overeind. Uit de eigen traditie hebben gereformeerden wat waardevols te melden. Kenmerkend voor gereformeerde theologie is de leer van het verkiezend handelen van God in de geschiedenis.”
Dr. Meijering ziet schaduwzijden aan de evangelicalisering van christelijk Nederland, maar hoopt op een symbiose van evangelicalen en reformatorischen. „Het werkt nu eenmaal zo dat het geloof bij veel jongeren begint met enthousiasme. Gereformeerde theologen hebben de taak hen voor het leven te behouden door daar een stuk verdieping in aan te brengen.”