Een pil als stervensverzekering
Hij heeft nog één vurige, tegelijk omstreden wens: de dodelijke pil van Drion moet voor iedereen die „klaar met het leven is” beschikbaar zijn. Rob Jonquière, directeur van de euthanasievereniging NVVE: „Als ik vandaag 500 pillen mag weggeven, zijn er bij wijze van spreken over 50 jaar 499 niet gebruikt. Maar voor die ene persoon wil ik de mogelijkheid geregeld hebben.”
De NVVE bestaat 35 jaar. Dat vierde de vereniging afgelopen zaterdag met de opvoering van het toneelstuk ”De goede dood”. Daarin neemt een ongeneeslijk zieke man afscheid van zijn familie en vrienden tijdens een gezellige avond met een hapje en een drankje. Hij zal de volgende dag op eigen verzoek sterven door de dodelijke injectie van de dokter.Het toneelstuk werd in de Volkskrant, niet de meest orthodoxe krant van Nederland, beoordeeld als onrealistisch. Iemand die weet dat hij de volgende dag doodgaat, om het in de termen van de NVVE te zeggen, gaat niet vlak daarvoor nog een feestje bouwen.
Jonquière veegt die kritiek van tafel. „Het toneelstuk maakt bij velen diepe indruk. Het laat op herkenbare wijze zien wat het betekent dat iemand besloten heeft tot euthanasie. Op een gegeven moment heft de dochter van de doodzieke man het glas en zegt: „Nou pa”, en dan valt er een diepe stilte. Inderdaad, een diepe stilte. Want wat moet je op zo’n moment zeggen? „Het beste, pa?” Nee, dat is niet van toepassing als je weet dat je vader er morgen niet meer is. Tegelijk ontstaat er op zo’n moment ruimte voor een lach. Dit zijn reële situaties waarin mensen terechtkomen als hun familielid besluit er een einde aan te laten maken. Het toneelstuk zit vol met zulke voorbeelden. Die vind ik belangrijker dan de vraag of iemand de avond voor z’n dood nog zin heeft in een feestje.”
Uw belangrijkste wapenfeit als NVVE-directeur is de euthanasiewet van 2002. Mensen die ondraaglijk en uitzichtloos lijden, mogen onder voorwaarden een einde aan hun leven laten maken zonder dat de dokter die hen daarbij helpt, strafbaar is. Waarom is dat niet genoeg voor de NVVE en gaat u door met uw strijd?
De euthanasiewet gaat over mensen die ongeneeslijk ziek zijn: in de praktijk hebben we het dan vrijwel altijd over kankerpatiënten. Artsen kunnen het stervensverzoek van deze patiënten inwilligen zonder vervolgd te worden, maar de dokter bepaalt uiteindelijk nog steeds of de euthanasie wordt uitgevoerd. Daarmee is gezegd dat de euthanasiewet een dokterswet is. Voor de NVVE-leden is dat niet genoeg. Iedereen, ziek of niet ziek, moet de vrije keus hebben hoe en wanneer hij wil sterven. Wij gaan voor autonomie. Daarom hebben we onze naam veranderd: van Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie in Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde. Die nieuwe naam omarm ik hartstochtelijk.”
U zegt: „Iedereen, ziek of niet ziek, moet de vrije keus hebben hoe en wanneer hij wil sterven.” Dat klinkt nogal koud en kil.
„Ik bedoel dat niet plat. Zo van: Jij wilt dood, jij krijgt een pil, jij gaat. De NVVE spant zich ook in voor de groep mensen in ons land die klaar is met het leven: de aanhangers van Drion. Daar hebben we in Nederland nog niets voor. Sterker nog: er ligt een veroordeling van huisarts Sutorius, omdat hij PvdA-senator Brongersma in 1998 geholpen heeft een einde aan zijn leven te maken. Brongersma was levensmoe en koos bewust voor hulp bij zelfdoding. De rechter oordeelde echter dat het lijden niet voortvloeide uit een erkende ziekte, dus was Sutorius strafbaar. Dat arrest is mij een doorn in het oog. Brongersma leed weliswaar niet lichamelijk, maar wel psychisch. Dat is volgens onze interpretatie van de wet net zo goed een legitieme reden om euthanasie toe te staan.”
U vergelijkt appels met peren.
„Wat is het verschil tussen lijden aan kanker en lijden aan je existentie? Het is allebei lijden. Op de keper beschouwd: de kankerpatiënt kan geholpen worden omdat in zijn geval euthanasie is toegestaan. Laat hij zich niet helpen, dan gaat hij dood aan kanker. De ander mag niet geholpen worden met euthanasie, maar gaat ook niet dood aan zijn aandoening. Dus wat is erger?”
U bent huisarts van beroep en heeft het over patiënten helpen door ze te laten sterven. Dat wringt toch aan alle kanten?
„Ik ben geen huisarts geworden om mensen beter te maken, maar om mensen te helpen. Soms kan het lijden alleen worden weggenomen door het leven te beëindigen. Dat dwingt je tot een keus.”
Strijdt u niet voor een heel klein groepje mensen?
„Als ik vandaag 500 pillen van Drion weggeef, zijn er bij wijze van spreken over 50 jaar 499 niet gebruikt. Maar voor die ene persoon wil ik de mogelijkheid geregeld hebben.”
Als mensen levensmoe zijn, kunnen ze beter worden behandeld door hun psychische problemen.
„Als die mogelijkheid er is, moeten we dat zeker doen. Maar die mogelijkheid is er niet altijd en mensen in deze omstandigheden willen ook niet altijd geholpen worden. Er zijn mensen die heel erg goed weten waarom en in welke omstandigheden ze uit het leven willen stappen. Ik noem hen de echte drionners. Aan hen is heus geen steekje los. Deze mensen zien de pil van Drion als een levensverzekering, of voor mijn part stervensverzekering. Op het moment dat ze zeggen: „Nu is het genoeg”, willen ze over de pil beschikken.”
Dus uiteindelijk op elke hoek van de straat een automaat met de pil van Drion? „Dat beeld wordt inderdaad wel eens van ons standpunt geschetst, maar dat wil ik absoluut niet. Ook bij de pil van Drion gaat het om zorgvuldigheid. Iemands doodswens zal altijd getoetst moeten worden. Dat hoeft voor mij niet per se door een dokter te gebeuren. Als NVVE denken wij aan speciaal opgeleide personen met een goed hart in hun lijf, die in een gesprek met iemand toetsen hoe serieus de doodswens is. Als die serieus blijkt te zijn, zou je de persoon in kwestie een pilgarantie voor bijvoorbeeld twee jaar kunnen geven. Met andere woorden: als hij zijn doodswens binnen die termijn wil uitvoeren, krijgt hij na een tweede, globale toetsing zonder mankeren de pil. Daarna moet hij de garantie opnieuw aanvragen.”
Met zo’n systeem kun je eindeloos garantie aanvragen.
„Inderdaad, maar dan kun je je afvragen hoe serieus iemands doodswens is. In Zwitserland is een onderzoek naar dit systeem gedaan. Van de honderd mensen die vroegen om hulp bij zelfdoding kregen zeventig mensen groen licht, maar slechts tien van hen kwamen daadwerkelijk om die hulp vragen. Het gaat dus verreweg bij de meeste mensen alleen maar om de zekerheid dat ze een ”way-out” hebben op het moment dat ze zeggen: Nu is het zover.”
Kiezen voor zo’n einde is de weg van de minste weerstand, is laf.
„Iemand die de pil van Drion inneemt, weet dat zijn besluit onherroepelijk en onomkeerbaar is. Binnen twee tot twintig minuten is hij dood. Zo iemand komt niet zomaar tot zo’n ingrijpend besluit. Hij overziet zijn leven, zet plussen en minnen op een rij en houdt een min over. Zo iemand is klaar met het leven. Elke morgen als hij wakker wordt, denkt hij: „Wat jammer dat vannacht niet het einde gekomen is. Ik ga vandaag maar weer m’n krantje lezen, boodschappen doen.” Hij kan daar eindeloos mee doorgaan, hij kan ook zeggen: „Dit is voor mij geen leven meer, ik maak er einde aan.” Dat laatste is niet laf, maar vereist juist moed.”
De NVVE steunde vorig jaar een klacht bij de Reclame Code Commissie over een campagne van de Hartstichting. Deze zou ten onrechte het idee wekken dat een snelle reanimatie mensen met een hartstilstand er weer bovenop helpt. Wat heeft dat met de NVVE te maken?
„De Hartstichting gaat voorbij aan de vraag wat de kwaliteit van iemands leven kan zijn na een reanimatie. Sommige mensen komen er half verminkt uit. Er zijn mensen die liever niet gereanimeerd worden om dat risico niet te lopen. Die zeggen: „Laat mij maar gaan als ik word getroffen door een hartstilstand.” Daarom bemoeien we ons als NVVE met zo’n in onze ogen misleidende campagne.”
Die bemoeienis krijgt trekjes van drammerigheid.
„Wij zijn geen barricadepartij, maar komen nadrukkelijk op voor het recht om niet behandeld en niet gereanimeerd te worden. Daarom geven we penningen met deze boodschap uit die mensen bij zich kunnen dragen. Die penningen moeten natuurlijk wel gerespecteerd worden, en daar schort het in de praktijk aan.”
Christenen, maar ook moslims, vinden dat mensen met hun vingers van het leven moeten afblijven; zowel aan het begin als aan het einde. Dus geen abortus en geen euthanasie.
„Ik respecteer hun standpunt. Het probleem is echter dat deze mensen vinden dat ik ook zo moet denken. Toen de paus overleed, stond RTL hier op de stoep met de vraag wat ik van zijn levenseinde vond. Ik heb gezegd: Ik heb respect voor het feit dat de paus er voor heeft gekozen zo veel te lijden en zo te sterven. Ik zou dat niet kunnen. Maar ik heb geen respect voor zijn oproep aan de hele wereld om te sterven zoals hij.”
U bent een echte drionner?
„Nog lang niet.”
Debat
Actieve levensbeëindiging door een arts is in beginsel mogelijk, oordeelde de rechtbank van Leeuwarden in 1973. Aanleiding was de zaak Postma, genoemd naar de huisarts die haar moeder zo zag lijden dat zij besloot haar stervenswens in te willigen. De methode die ze hanteerde, een overdosis morfine, was volgens de rechtbank niet de juiste en kwam de huisarts te staan op een week voorwaardelijke celstraf. Wel oordeelden de rechters dat Postma te maken kreeg met twee conflicterende plichten: de plicht het leven van de patiënt te beschermen en de plicht diens lijden te bekorten. Daarom kon de huisarts zich volgens de uitspraak beroepen op een noodtoestand.
De rechtszaak leidde tot de oprichting van de euthanasievereniging NVVE en gaf een impuls aan een politiek maatschappelijk debat dat nog altijd voortduurt. Als artsen het leven van patiënten in beginsel mogen beëindigen, wanneer dan precies en hoe ver kunnen ze daarbij gaan? Nadat onder het kabinet Lubbers III een tussentijdse regeling tot stand kwam, werd op 1 april 2002 de euthanasiewet van kracht, wereldwijd gezien de eerste. Levensbeëindiging op verzoek blijft strafbaar, aldus deze wet, maar artsen die voldoen aan de vastgelegde zorgvuldigheidseisen worden niet vervolgd.
Die zorgvuldigheidseisen gaan voor een deel terug op het vonnis in de zaak Postma. De patiënt moet uitzichtloos en ondraaglijk lijden, zijn stervenswens moet vrijwillig en weloverwogen zijn geuit, artsen dienen euthanasie op medisch verantwoorde wijze te verrichten en het raadplegen van een tweede, onafhankelijke arts is verplicht.
Volgens een vorig jaar gepresenteerd evaluatierapport zijn in 2005 als gevolg van euthanasie 2425 patiënten overleden. Van deze sterfgevallen meldden artsen er 1933; een meldingsscore van zo’n 80 procent. Bijna 90 procent van deze patiënten leed aan kanker. Ook op zes patiënten met beginnende dementie werd euthanasie toegepast.
Een meerderheid in de Tweede Kamer concludeerde op grond van de cijfers dat de wet in zijn opzet –het inzichtelijk maken van de sinds 1973 in Nederland ontstane euthanasiepraktijk– was geslaagd. De NVVE trok een andere conclusie: zij leidde uit de cijfers af dat nog niet elke patiënt met een stervenswens in Nederland voor euthanasie in aanmerking komt.
Onder leiding van de in maart 2006 aangetreden voorzitter mr. E. Ph. R. Sutorius probeert de NVVE, inmiddels uitgegroeid tot 103.000 leden, de politiek ertoe te bewegen de euthanasiewet te verruimen. In het opiniestuk ”Vergeten door de dood”, dat dagblad Trouw in maart 2007 publiceerde, pleitte het NVVE bestuur voor een experiment waarbij geestelijk verzorgers, psychologen of professioneel geschoolde vrijwilligers de laatstewilpil, de pil van Drion, mogen verstrekken aan mensen die zeggen levensmoe te zijn. De NVVE nam het experiment ook op in de nota ”Perspectieven op waardig sterven”, die zij in oktober aan een breder publiek presenteerde.
Volgens ethicus dr. Th. A. Boer getuigt de bijna rimpelloze acceptatie door de NVVE van het feit dat mensen voor zelfdoding kiezen „van een alarmerende kilheid.” SP Kamerlid Kant en staatssecretaris Bussemaker (PvdA) betoogden in een recent Kamerdebat dat „mensen die lijden aan het leven niet geholpen moeten worden uit het leven, maar uit het lijden.”
Sutorius en drs. R. Jonquière, die in 1999 als NVVE directeur aantrad, gaan de vereniging verlaten. Jonquière wordt volgend jaar 65, Sutorius bedong bij zijn aantreden een bestuurstermijn van drie jaar.