Arglistig
Nadrukkelijk zijn de woorden van de profeet Jeremia als tot eenieders waarschuwing gezegd wordt: „Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja, dodelijk is het, wie zal het kennen?” Hieronder moeten wij niet verstaan het vlesen hart. Men moet daaronder verstaan de ziel van de mens, of de geest met al zijn vermogens van verstand, oordeel en consciëntie.
Hiervan wordt terecht gezegd dat het arglistig is. Maar wat de arglistigheid nog meer openbaart, is de bedrieglijkheid van het hart en in het bijzonder het schadelijke en dodelijke zelfbedrog. Dat is de natuurlijke genegenheid om ook zichzelf in het geestelijke voor wat betreft zijn eeuwige zaligheid jammerlijk te bedriegen en te misleiden ten verderve. Dat gebeurt opzettelijk, of meer onwetend, maar men meent bij zichzelf rijk en verrijkt te zijn en aan geen ding gebrek te hebben. Men weet niet dat men arm, jammerlijk en blind is. Men stelt zich dus een weg voor die recht schijnt in veler ogen, maar waarvan het laatste evenwel een weg des doods is. Deze arglistigheid van het hart van de mens is meer dan enig ding.Joachimus Mobachius, predikant te Den Bosch (”De staat van een uitverkorene”, 1744)