„Wij bidden niet of vervolging ophoudt”
De recente bomaanslag in het Israëlische Ariel, waarbij de zoon van de Messiasbelijdende voorganger David Ortiz zwaargewond raakte, staat niet op zichzelf. In het veel zuidelijker gelegen Arad, vlak bij de Dode Zee, wordt de Messiasbelijdende gemeente al jaren belaagd door (ultra)orthodoxe Joden. „Ons gebed is dat God Saulussen wil veranderen in Paulussen.”
Groot is het gebouw waar de gemeente samenkomt niet. Vanaf de weg valt het ook bijna niet op. „We hopen ooit een groter pand te kunnen betrekken”, zegt Avi Schwartz (53), diaken van de gemeente. „Maar hoe, of waar - daarover valt op dit moment nog weinig te zeggen.”De Messiasbelijdende gemeente in Arad begon tien jaar geleden als een heel klein huisgroepje. Geleidelijk aan nam het aantal belangstellenden -overigens niet alleen Joden- toe. Sinds een aantal jaar is Yakim Figueras, afkomstig uit Beersheva, als voorganger aan de gemeente verbonden.
Eigenlijk herbergt het gebouwtje drie gemeenten: een Hebreeuwssprekende, met vijftig tot zestig bezoekers, en twee Russischsprekende, met beide zo’n dertig bezoekers. Eerstgenoemde gemeente komt op zaterdagmorgen samen; de twee andere op vrijdag- en zaterdagavond.
Overigens wonen er nog meer „gelovigen” in Arad, weet de diaken. „Misschien 100 of 200. Maar zij komen in hun woning bijeen, in kleine groepjes; of willen helemaal niet dat bekend wordt dat zij in Jezus geloven.” Nicodemussen? „Ja! Noem ze zo.”
Harde kern
Sinds zo’n vijf jaar geleden zijn de Messiasbelijende gemeente en voorganger Figueras en zijn gezin regelmatig het doelwit van ultraorthodoxe Joden. Zij houden protestdemonstraties en waarschuwen mensen voor wat er volgens hen zoal in de gemeente gebeurt. „Wees voorzichtig; hier worden je kinderen gedoopt tot christenen!” „Om van erger maar te zwijgen”, zegt Schwartz.
Aanleiding tot de acties vormde het feit dat een Israëlisch meisje via een pleegkind van de Messiasbelijdende weduwe Polly Sigulim tot het geloof in Jezus Christus was gekomen. Dit leidde bij een deel van de (ultra)orthodoxe gemeenschap in Arad, de Chassidim Gur, tot grote woede. Een woede die nog altijd voortduurt.
De diaken wil benadrukken dat beslist niet alle Joden in Arad, met rond de 27.000 inwoners, de gemeente vijandig gezind zijn. „Het gaat om een bepaalde groep. De harde kern wordt misschien gevormd door twintig, dertig mensen. Maar, steeds opnieuw komen zij terug. Al lijkt het de laatste tijd iets rustiger te worden.”
Begin vorige week was het echter weer raak. Opnieuw had een demonstratie plaats voor het huis van voorganger Figueras, die dezer dagen in Duitsland verblijft. „Maar”, zegt Schwartz, „precies op dat moment kwam er ook een cameraploeg van Channel 2. Het is namelijk zo dat de Messiasbelijdende gemeenten in Israël na de bomaanslag in Ariel behoorlijk in de belangstelling zijn komen te staan. Voor de cameraploeg was dit dus prachtig: juist toen ze hier arriveerden, werd er een demonstratie georganiseerd. Voor de demonstranten was dat trouwens aanleiding om nog harder te gaan schreeuwen.”
Vrijdagavond werd de reportage op tv uitgezonden. Schwartz ziet zeker niet alleen negatieve kanten aan alle publiciteit. „Overal horen of lezen mensen, Joodse mensen, nu de Naam van Jezus.”
Antisemitisch boek
Wat die Naam voor velen inhoudt, weet de 53-jarige diaken uit eigen ervaring. „In de Naam van Jezus zijn talloze Joden gedood, hebben de kruistochten plaatsgevonden, noem het allemaal maar op.”
Ook voor hem was Jezus jarenlang „de christelijke God” en het Nieuwe Testament een antisemitisch boek. „Maar via via, ik woonde toen nog in de Verenigde Staten, ben ik er uiteindelijk toch in gaan lezen. En kwam ik erachter dat Jezus óók een Jood was. Dat had ik me nog nooit gerealiseerd. En zijn volgelingen waren eveneens Joden.”
Al lezend, zegt Schwartz, „kwam ik er dus achter dat het Nieuwe Testament geen antisemitisch boek is. En ik geloofde ook dat Jezus een groot Man was. Maar, niet voor mij. Totdat ik Johannes 14:6 las: „Jezus zeide tot hem: Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot de Vader, dan door Mij.” Niemand - dus ik ook niet. Maar hoe moest dat dan? Ik werd innerlijk verscheurd, en ik vroeg aan God: Heere, als het nu ook voor Joden is, mag ik dan één Jood ontmoeten die óók in Jezus gelooft? Via een christelijke vriend kwam ik daarop in contact met zo’n Jood. En toen was het: Heere, nu zie ik het, nu geloof ik het. En toen heb ik Hem kunnen aanvaarden als mijn Heere en Verlosser.” Emotioneel: „Ja, dat is nu 26 jaar geleden.”
Paulussen
„En je hoopt”, zegt Schwartz, die zich drie jaar geleden bij de gemeente in Arad aansloot, „dat degenen die ons nu nog vervolgen, ook tot het geloof in Hem zullen komen. Daar bidden we voor, daar bidt Figueras ook steeds voor. Hij vraagt de Heere niet of er een einde mag komen aan de vervolging. Nee, hij bidt of Hij Saulussen wil veranderen in Paulussen. Want ten diepste zijn deze acties niet gericht tegen ons, maar tegen Jezus.”