Doodgezwegen
Psychiater Boudewijn Chabot is weer eens terug van weggeweest. Zodra het onderwerp zelfdoding rondzingt, verschijnt hij onvermijdelijk op het toneel. Dit keer was er media-aandacht voor hem in verband met de nieuwe zelfdodingsgids. Hij heeft daarin een hoofdstuk geschreven over de verzorging van patiënten die een eind aan hun leven willen maken door niet meer te eten en te drinken.
De naam Chabot is onverbrekelijk verbonden met het baanbrekende euthanasieproces dat zo’n vijftien jaar geleden diende, eerst bij de rechtbank in Groningen, toen bij het hof in Leeuwarden en daarna bij de Hoge Raad. De psychiater had langdurig in contact gestaan met een 50-jarige patiënte die geen enkele aandrang meer voelde om verder te leven. Eerst was ze gescheiden van haar man, daarna pleegde haar oudste zoon zelfmoord en vervolgens overleed haar andere zoon aan kanker. Na veelvuldige gesprekken was de psychiater tot de vaste overtuiging gekomen dat de wil om te leven bij haar niet meer zou terugkeren.Het was in die tijd net zo’n beetje aanvaard dat artsen euthanasie mochten toepassen als er sprake was van ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Dat lijden moest wel lichamelijk van aard zijn. Dat was immers goed door artsen vast te stellen. Hoe het zat als iemand psychisch leed, was nog niet duidelijk. Het was Chabot die hierover rechtspraak uitlokte. Hij maakte een dodelijk drankje klaar voor zijn patiënte en deed na haar dood aangifte bij justitie.
Het was bijna gênant hoe mild Chabot tijdens zijn berechting werd bejegend. Dat hij anders werd behandeld dan de eerste de beste serieverkrachter ligt voor de hand. Maar dat hij niet geducht aan de tand werd gevoeld, was op z’n minst opmerkelijk. Rechters moeten toch op alles bedacht zijn, zou je denken. Ze zouden bijvoorbeeld hebben kunnen nagaan welke persoon ze voor zich hadden. Was Chabot wellicht iemand die graag in de schijnwerpers stond? En waarom had hij geen collega geconsulteerd? Vragen te over. Maar niets van dat alles. De berechting leek eerder op een conversatie dan op een ondervraging.
Toen hij achtereenvolgens door de rechtbank, het hof en de Hoge Raad werd vrijgesproken, kreeg Chabot veel lof toegezwaaid. De euthanasiepraktijk was dankzij deze moedige man aanzienlijk opgerekt. Niet alleen bij lichamelijk, maar ook bij psychisch lijden was voortaan hulp bij zelfdoding mogelijk. Chabot had geschiedenis geschreven en groeide in kringen van de Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie (NVVE) uit tot een held.
Een boek waarin hij zijn pionierswerk den volke kond deed, kon niet uitblijven. Er volgde een tweede boek en daarna nog één. Vorig jaar deed hij van zich spreken door te promoveren op een onderzoek naar verborgen gevallen van zelfdoding. De zelfgekozen dood had Chabot te pakken en liet hem niet meer los. Het wekt daarom weinig verbazing dat hij thans aanwezig isxx in de nieuwe zelfdodingsgids, waarover deze krant dinsdag publiceerde.
Intussen heeft niemand het meer over de tuchtzaak tegen Chabot en zijn afloop. De Inspectie voor de Gezondheidszorg nam in 1993 kennis van de berechting van Chabot en klaagde hem niet lang daarna aan bij het medisch tuchtcollege (nu Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg geheten) in Amsterdam. Dat wijdde een gedenkwaardige zitting aan de zaak. Als getuige-deskundige was ene prof. R .H. van den Hoofdakker uitgenodigd. Hij kwam uit Groningen en doceerde psychiatrie aan de universiteit. Liefhebbers van poëzie kennen hem onder zijn pseudoniem Rutger Kopland. Hij kan onmogelijk worden verdacht van godsdienstige bezwaren tegen euthanasie, want hij doet aan God noch gebod. Het moet een van de meest ontluisterende dagen uit Chabots leven zijn geweest. In welgekozen en afgemeten bewoordingen fileerde Van den Hoofdakker de behandeling van de betrokken patiënt tot op het bot. Knoeiwerk, daar kwam het eigenlijk op neer. De vrouw leed volgens Van den Hoofdakker naar alle waarschijnlijkheid aan een depressie en het was onvergeeflijk dat haar psychiater haar daar niet voor had behandeld.
Het tuchtcollege ging in deze vernietigende kritiek mee en gaf Chabot een berisping, een straf die in medische kringen als zwaar te boek staat. Zo ontstond het merkwaardige beeld dat niet-medisch geschoolde rechters Chabot met diep respect bejegenden om hem vervolgens hun zegen te geven, terwijl beroepsgenoten van hem een snoeihard oordeel over hem velden. Maar toen hingen de vlaggen al uit en had de fanfare van de NVVE zijn repertoire al afgewerkt. Die uitspraak van het tuchtcollege is gewoon doodgezwegen. Chabot was uitgeroepen tot paus van de klaar-met-levenkerk en dat feestje heeft niemand ooit nog kunnen bederven.