Ook ds. Kersten had een wandelstok
Ouderdom komt met gebreken. Een bekende uitdrukking, die de volle waarheid bevat. Het proces van het ouder worden begint al in de wieg. Is de zon over de middaghoogte heen? Dan ligt het beste achter. In lichamelijke zin gesproken.
Regelmatig zie ik verzorgings- en verpleeginstellingen aan de binnenkant van de deur. Scootmobiels en rollators zijn voor sommige mensen een regelrechte uitkomst om nog wat van hun mobiliteit te kunnen genieten. Een stok als hulpmiddel lijkt zeldzamer te worden.Ik herinner me als de dag van gisteren een hoogbejaarde oudoom, die er aanvankelijk moeite mee had om voor het eerst met een stok naar de kerk te gaan. Thuisblijven, naar de kerktelefoon luisteren, leek een alternatief. Maar deze optie was het toch niet. „Nu zien alle mensen in de kerk dat ik wat hulpbehoevend ben geworden, nu ik van een stok afhankelijk ben”, zei hij.
Toch overwon hij zijn mensenvrees en gehoorzaamde aan wat de Heidelbergse Catechismus ons voorhoudt, om op de rustdag tot de gemeente Gods naarstiglijk te komen. Zolang het kan. Zo nodig met de stok. Om daar te horen dat de mensen van nature geen „stokken en blokken” zijn, zoals een bekende uitdrukking zegt.
In de IJssel
De stok is een voorwerp voor oude mensen. Een behulpsel, niet meer. Toch was er ook een tijd, zo’n honderd jaar geleden, dat een wandelstok een modeverschijnsel was. In die tijd zag je er mannen mee lopen, recht van lijf en leden. Een beetje statussymbool? Er zijn foto’s bekend van ds. C. Bouthoorn, wandelend door de Dordtse straten. Met wandelstok. En van dr. H. Colijn, fier de borst vooruit, maar wel met een stok. Die hij helemaal niet nodig had. Ds. Abraham Verheij, de gewezen Schoonhovense zilversmid, is ook voor de lens terechtgekomen met z’n stok.
Het mooiste verhaal werd me van bevriende zijde aangereikt. Historisch: over ds. Pieter van der Heijden. In zijn Kampense tijd als oud gereformeerd predikant had hij ook een stok. Beetje noodzaak misschien? Hij had een heupoperatie ondergaan. Zijn stok was niet zomaar een eind hout, maar een met een zilveren knop. Daarmee kon je hem door Kampen zien stappen.
Nu had hij de gewoonte om heel vriendelijk te groeten door de stok omhoog te zwaaien. Dat gebeurde op een dag té krachtig. De parmantige predikant liet het attribuut per ongeluk los toen hij ermee zwaaide. De stok belandde met een sierlijke boog in de IJssel. Naduiken, nee. Met lede ogen zag de weleerwaarde dat de kringen boven de plaats waar de stok verdronk, groter werden.
Kennelijk kon hij er tóch wel buiten, want dit is z’n laatste stok geweest. Zag hij er een aanwijzing in dat hij met minder opschik door het leven moest en de ijdelheid moest afleggen?
Spionnetje
Rond 1910 was ds. G. H. Kersten, verbonden aan de gereformeerde gemeente van Rotterdam-Centrum, ook in het bezit van een wandelstok. Compleet met zilveren knop. Regelmatig bezocht hij een van zijn gemeenteleden, Neeltje Witvliet-van ’t Hoff. Zij was een vrouw met oefeningen in het genadeleven. Dan kreeg Kersten onderwijs van haar, als ze over de preek napraatten.
Op een maandagochtend liep hij weer naar haar woning aan de Osseweistraat 7. Hij had die stok nog maar kort, en bedacht dat het toch maar beter zou zijn als hij haar zonder stok zou ontmoeten. Wijselijk liet hij die dan ook beneden aan de trap staan toen ze de deur had opengetrokken.
Ditmaal wilde het gesprek niet vlotten. Wat was de oorzaak? Dat werd hem duidelijk toen vrouw Witvliet hem vroeg of hij niet in orde was. In haar Flakkeese dialect vroeg ze: „Mekeer je soms wat an je bêêne?” Ds. Kersten voelde de bui al hangen en reageerde wat kortaf: „Welnee”. „O, dat docht ik. Je heit toch ’n stok bie je? De Waerheid lêêrt ons dat ouwe maense mit ’n stok motte loape, maar niet ’n jonge kaerel as joe bint.”
Toen vertelde ze dat ze hem had zien aankomen met die protserige stok. Door het spionnetje, een spiegeltje dat aan de buitenkant van het raam bevestigd was, een alledaags verschijnsel in de stad. „As je weerom komt, nooit weer mee ’n stok, ’oor”, voegde ze hem toe.
’t Is nooit meer voorgekomen. De predikant had zijn lesje geleerd. De vriendschap heeft er zeker niet onder geleden.
Psalm 23
Ds. Adriaan van Dijke overleed in 1936 toen hij op bezoek was bij zijn zoon in Kalamazoo (VS). Ook hij gebruikte een wandelstok. Uit noodzaak, wegens lichaamsgebrek. Naar zijn wens werd hij met zijn stok begraven, als een symbool van wat in Psalm 23 staat: „Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij.” De bloeiende staf van Aäron werd immers óók in een kist bewaard en op Gods bevel in de ark des verbonds gelegd. Als een tijdloos getuige van de verlossing uit Egypte.
Wellicht is het bekendste wandelstokje dat van Johan van Oldenbarnevelt geweest. Met dit „stokske” zou hij het schavot hebben beklommen, toen hij op 13 mei 1619 op last van prins Maurits wegens hoogverraad ter dood werd gebracht.
Dat schijnt wel een vruchtbaar stokje geweest te zijn: er worden nog minstens zes andere exemplaren bewaard. Vier in het Amersfoortse museum Flehite, met koperen en houten knoppen. In het handvat staan zijn initialen JvO en de datum van executie gegraveerd. In het Rijksmuseum in Amsterdam liggen er ook twee, waarvan een met een ivoren knop. Maar de echte, die hem hielp het schavot te beklimmen, ligt in de universiteitsbibliotheek van Amsterdam, zo wordt beweerd. Zou het waar zijn? De stokken zwijgen.