Tekort
Alles in deze geschiedenis loopt uit op dat grote kwaad, de waan van eigengerechtigheid in het onderhouden van Gods geboden. Jezus antwoordt deze jongeling in vers 18 en 19 ontdekkend en overtuigend. De jongeling antwoordt de Heere dan met de woorden van deze tekst. Velen zegenen zichzelf, net als die jongeling: Al deze dingen heb ik onderhouden enz. O! wat zijn velen listig. Zij vergroten de gebreken van anderen en verkleinen hun eigen gebreken.Hoe komt het dat dit kwaad zo eigen is aan de mens? De mens is van nature onder het werkverbond. En hoewel dat verbond door de zonde verbroken is en niemand meer door die weg tot het leven kan ingaan, blijft hij toch die weg bewandelen. Daar het geweten van de mens geheel wettisch is, vindt hij in de plichten zijn eigengerechtigheid en stelt hij zich zo het leven en de zaligheid voor. Er is geen geestelijk inzicht, men kent de geboden van God slechts uiterlijk, men kent niets dan uiterlijke zonde, men kent geen verdorvenheid, men is blind voor zichzelf.
Toen deze jongeling dit zei, had hij nog nooit gedacht aan het getuigenis van God dat het verdichtsel van de gedachten van een mensenhart boos is van de jeugd aan. Dit had deze jongeling nooit in zichzelf gezien, hij had alleen het oog gehad op de uiterlijke geboden van God.
Franco de Bruin, predikant te Amsterdam (Leer uit Jezus’ mond, 1764)