„In feite zijn we allemaal Chinezen”
Net als anders brandt de wierook in de lamatempel in Peking en lopen monniken in bruinrode gewaden onverstoorbaar tussen de drommen toeristen door. De renovatie, die voltooid moet zijn voordat de Olympische Spelen in augustus van start gaan, ligt op schema.
De Chinese naam van het tempelcomplex luidt Yonghe Gong, ”paleis van vrede en harmonie”. In 1744 werd het prinselijke paleis in gebruik genomen als boeddhistisch klooster, waar lama’s konden verblijven als ze Peking bezochten. Het was een politieke zet. De lama’s uit de buitengewesten Tibet en Mongolië kregen een warm onthaal in Peking. In ruil daarvoor moesten ze hun vazalstatus erkennen en hun trouw aan de Chinese keizer bewijzen.„Wij behoren hier allemaal tot de Mongoolse minderheid”, zegt een verlegen novice met wie ik een praatje probeer aan te knopen. „Wij zijn van de gelehoedvariant van het boeddhisme, dezelfde als in Tibet.” Maar meer dan dat wil hij niet over de Tibetanen loslaten. Net zomin als een andere jonge monnik, die hoofdschuddend zegt dat hij het nieuws over de onrust in de provincies Sichuan, Gansu en de autonome regio Tibet niet heeft gevolgd.
T-taboes
Tibet, Taiwan en de demonstraties op het Tiananmenplein in 1989, samen vormen ze de drie T-taboes. Met vragen over deze onderwerpen kunnen buitenlanders hun Chinese gesprekspartners danig in de problemen brengen. En dat is goed te merken als ik bezoekers van de tempel voorzichtig vraag naar hun beleving van het nieuws van de afgelopen dagen.
„Sorry, ik weet niet precies wat er aan de hand is”, reageert een jonge man op de vraag wat hij denkt over de toestand in de Tibetaanse hoofdstad Lhasa. „Ik heb wel iets gezien van Tibetaanse relschoppers die moslimwinkeliers aanvielen, maar echt, ik weet hier niets over te zeggen.” Hoewel hij even daarvoor alle tijd nam om zijn wierook te branden en te bidden, maakt hij zich snel uit de voeten.
Een oudere vrouw die met haar dochter naar de lamatempel is gekomen, zegt ook dat ze van niets weet. Ze is boeddhist, vertelt ze, maar ze wil niet vertellen van welke stroming. „De gele variant, de rode variant, dat maakt toch allemaal niets uit. Ik kan het met allemaal goed vinden en ik ga gewoon naar de tempel toe die in de buurt is.”
In de Chinese provincies buiten de autonome regio Tibet zouden meer beoefenaars van het Tibetaanse boeddhisme zijn dan erbinnen. Dat is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan het feit dat Tibet ooit veel groter was dan de huidige provincie, die in het Chinees dan ook West-Tibetaanse autonome regio heet. De aangrenzende provincie Qinghai maakte tot de achttiende eeuw deel uit van het Tibetaanse rijk en heette destijds Amdo. Verder behoorden delen van de provincies Gansu, Sichuan en Yunnan tot het Tibetaanse rijk, en nog steeds wonen hier veel Tibetanen. Nadat er de afgelopen week ook in deze gebieden sprake was van ongeregeldheden zette Peking het leger in om de orde te herstellen. Buitenlandse journalisten en toeristen, die inmiddels niet meer welkom zijn in de regio, telden honderden vrachtwagens van het leger.
Etnisch
Chinese journalisten kennen wel berichten vanuit Lhasa en de aangrenzende gebieden. Maar zij zeggen niets over de bijna honderd doden die er volgens organisaties van Tibetaanse ballingen gevallen zouden zijn nadat Chinese veiligheidstroepen de protesten onderdrukten. Staatsmedia zijn ook terughoudend met het tonen van beelden van de onlusten. Tibetaanse relschoppers gingen met messen etnische Chinezen te lijf en staken winkels van Chinezen en Chinese moslims in brand. Maar etnische conflicten passen niet in het beeld van de ”harmonieuze samenleving”, de favoriete slogan van de huidige Chinese regering onder president Hu Jintao. Daarom richt de woede van de autoriteiten in Peking zich op de dalai lama en de Tibetaanse regering in ballingschap.
„We hebben voldoende bewijs om aan te tonen dat deze rellen waren georganiseerd, gepland, uitgedacht en aangewakkerd door de dalaikliek,” zei de Chinese premier Wen Jiabao dinsdag tijdens de afsluitende persconferentie van het Volkscongres. Zhang Qingli, hoofd van de Communistische Partij in Tibet, deed daar nog een schepje bovenop. „De dalai is een wolf in monnikspij, een duivel met een mensengezicht en het hart van een beest”, zei Zang. „We zijn verwikkeld in een bloed-en-vuurgevecht met de dalaikliek, een strijd op leven en dood tussen ons en de vijand.”
Hoewel de dalai lama herhaaldelijk heeft gezegd dat hij niet voor onafhankelijkheid van Tibet is, hij geweld afkeurt en achter de Olympische Spelen in Peking staat, kiest de Chinese regering ervoor hem af te schilderen als kwade genius. De Tibetaanse leider zou een separatist zijn die de organisatie van de Olympische Spelen in gevaar wil brengen. Die boodschap komt hard aan bij veel gewone Chinezen.
„Ik begrijp niet waarom ze zo gemeen doen”, zegt Wang Ping, een schoonmaakster uit Sichuan. „Iedereen heeft het beter gekregen de laatste jaren, de werkgelegenheid is toegenomen en nu hebben we ook nog de Spelen. Waarom willen ze dat kapotmaken?”
Maar etnische minderheden als de Tibetanen in het westen en de Oejgoeren in het noordwesten van China hebben minder geprofiteerd van die economische vooruitgang dan de Han-Chinezen. Ze hebben vaak een achterstand op het gebied van de taal en missen ook de juiste contacten voor het krijgen van de betere banen. Al ziet He Ou, een jonge Han-Chinese die werkt voor een internationaal bedrijf in Peking, dat anders. „Han-Chinezen werken gewoon harder. De Tibetanen en de Hui (moslims) moeten veel tijd besteden aan hun godsdienst. Dus hebben ze minder tijd om geld te verdienen. Ik zag dat ook toen ik op vakantie in Tibet was. De Tibetanen droegen vaak heel veel geld af aan het klooster, zodat ze heel arm bleven.”
Prachtkans
Xia Fengzhi is een gepensioneerde militair, die zich verheugt op zijn rol als vrijwilliger in augustus. „Sinds 2001 hebben we de prachtkans van de Olympische Spelen. We hebben er allemaal zo lang op gewacht”, zegt Xia, die de afgelopen jaren Engelse lessen heeft gevolgd om deze zomer klaar te zijn voor buitenlandse bezoekers. „Onze vijanden, de separatisten, zullen nooit overwinnen.”
Ook Xia gelooft in de harmonieuze samenleving, de idee die centraal staat in de nieuwe Chinese politiek. „We verwelkomen iedereen, inclusief Japanners, Taiwanezen en de dalai lama”, zegt Xia. „In feite zijn we allemaal Chinezen. Waarom willen zij niet dat China zich ontwikkelt en welvarend wordt? Wij ouderen willen met hen praten, vertellen hoe wij erover denken. Want we moeten altijd voor ons land opkomen, het beschermen. We zijn één familie.”
China’s aanspraken op Tibet
Tibet maakt al eeuwenlang deel uit van het Chinese rijk, stelt de regering in Peking. Die territoriale aanspraken baseert China op verschillende keizerlijke verdragen, waaronder het huwelijk van de Chinese prinses Wencheng met de Tibetaanse koning Songtsen Gampo in de 17e eeuw. Toch werd Tibet tot in de twintigste eeuw nooit overwonnen door etnisch Chinese troepen. Wel was er eeuwenlang sprake van een tribuutsysteem, waarbij leiders van gebieden binnen de Chinese invloedssfeer hun loyaliteit aan de Chinese keizer betuigden. Onder die leiders waren Tibetanen, nomadische stamhoofden uit Xinjiang en koningen uit Korea. Voor het tribuut reisden gezanten af naar Peking, waar ze moesten ”kowtowen” -knielen en buigen- voor de keizer. Als dank gingen ze overladen met geschenken als zijde en thee naar huis. Het was een systeem dat in de regel door alle betrokken partijen als bevredigend werd gezien en het was goed voor de onderlinge handel.
Het waren Mongoolse ruitervolken die als eerste buitenlanders de Tibetanen overwonnen. Dat zorgde ervoor dat de Mongolen ook de Tibetaanse vorm van het boeddhisme overnamen. Deze band bleef bestaan toen Kublai Khan (kleinzoon van Djengis Khan) keizer van China werd. Zo werden de Tibetaanse lama’s ook de spirituele leraren van generaties Chinese keizers, inclusief de Qingdynastie die werd gesticht door de Mantsjoes, een minderheid uit het noordoosten van het huidige China, die van de 17e tot begin de 20e eeuw over het Chinese rijk regeerde.
In het eerste decennium van de 20e eeuw erkenden Groot-Brittannië en Rusland de soevereiniteit van China over Tibet in verschillende verdragen. Dit had alles te maken met koloniale belangen. Wat de Tibetanen er zelf van vonden, was niet zo relevant.
China schildert de annexatie van Tibet in 1951 vaak af als een humanitaire reddingsactie. Het Volksbevrijdingsleger „bevrijdde” de Tibetanen van een feodale manier van leven en van de tirannie van monniken en lama’s. De eerste jaren van de bezetting staan bekend als wittebroodsweken. De invloed van Peking werd nog niet zo sterk gevoeld en Tibet kende een grote mate van zelfbestuur. Toch was het karakter van de bezetting onderdrukkend genoeg om te leiden tot een nationale opstand, in 1959. Toen die bloedig werd neergeslagen, ontvluchtten duizenden Tibetanen onder wie de huidige dalai lama, de autonome regio.
1959: Eerste grote opstand tegen de Chinese overheersing. De strijd duurt drie jaar. Zeker 85.000 Tibetaanse opstandelingen komen om het leven. De dalai lama vlucht met hulp van de Amerikaanse inlichtingendienst CIA naar India en leidt van daaruit een regering in ballingschap.
1966-1976: Culturele revolutie. Duizenden kloosters van boeddhistische monniken in Tibet en daarbuiten worden vernietigd.
1979: China stelt zich open voor internationale handel. Onder Deng Xiaoping voert de regering politieke en economische hervormingen door om de armoede te bestrijden. Volgens de Chinese autoriteiten krijgen Tibetanen meer religieuze vrijheden dan andere groepen in China. Steeds meer Han-Chinezen beginnen zich in Tibet te vestigen.
1987: De dalai lama pleit in een toespraak voor het Amerikaanse Congres en het Europees Parlement in Straatsburg voor een autonome status voor Tibet, maar niet voor onafhankelijkheid.
1989: President Hu Jintao, toenmalig hoofd van de Communistische Partij in Tibet, roept de noodtoestand uit naar aanleiding van de grootste onafhankelijkheidsprotesten in de Tibetaanse hoofdstad Lhasa sinds 1959. Later dat jaar ontvangt de dalai lama de Nobelprijs voor de vrede.
2006: Een nieuwe treinverbinding van Peking met Lhasa zorgt voor extra toerisme. Ook grote groepen etnisch Chinese migranten, op zoek naar werk en ruimte, trekken naar de Tibetaanse hoofdstad.
2008: Grootschalige demonstraties in de autonome regio Tibet en aangrenzende provincies tegen de Chinese overheersers en de onderdrukking van de Tibetaanse cultuur.