Orgel in Magnuskerk Anloo kundig gerestaureerd
Titel:
”Opus Magnum in de Magnuskerk te Anloo”
Uitgeverij: Stichting Muziek, Anloo, 2002
ISBN 90 72938 23 2
Pagina’s: 95
Prijs: € 16,-. Twaalf jaar werd er gerestaureerd en gereconstrueerd, een periode waarin veel is gebeurd. Maar Anloo bezit weer een orgel van hoge kwaliteit, een monument in een monumentale omgeving. Het heeft bijna letterlijk veel bloed, zweet en tranen gekost om tot dat resultaat te komen. In ”Opus Magnum in de Magnuskerk te Anloo” zijn de lotgevallen van het instrument samengevat.
Na de hunebedden is de Magnuskerk van Anloo het oudste monument in Drenthe. De kerk herbergt een orgel dat in 1719 is gebouwd door Johannes Radeker en Rudolph Garrels, leerlingen van Arp Schnitger. Ed Panman, archiefbeheerder van de hervormde gemeente te Anloo/Annerveen, beschrijft de geschiedenis van het orgel tot en met de restauratie door orgelmaker Henk van Eeken.
Die restauratie (1990-2002) is niet over rozen gegaan. Panman maakt van alle verwikkelingen eromheen geen geheim. Al na een jaar gaat het mis met pijpenrestaurateur Gert van Buuren. Aan Van Eeken wordt de totale restauratie toevertrouwd. In 1995 gaan bij een brand in de werkplaats te Leusden delen van het historische instrument in vlammen op. Het orgel is gelukkig zo vergaand gedocumenteerd dat het toch mogelijk is het oorspronkelijke doel van de restauratie te handhaven.
Het conflict met adviseur Stef Tuinstra is een onverkwikkelijke affaire. Tuinstra is van mening dat hij als adviseur tevens klankarchitect is. Van Eeken wijst dat af. Tuinstra voelt zich vervolgens door de orgelmaker miskend. Niettemin noemt hij het resultaat van restauratie en reconstructie een grote prestatie. „Anloo mag met eer zijn plaats innemen in de rij van Europese instrumenten van grote ambachtelijke klasse”, aldus Tuinstra. Later stelt hij echter dat Van Eeken een wanprestatie heeft geleverd. Tuinstra spreekt zelfs van een „kapitale blunder.” In een uitvoerige contra-expertise door Koos van de Linde wordt dat weersproken. Op zijn beurt accepteert Tuinstra dat niet, waarop hij als adviseur wordt ontslagen.
Reconstructie
Op 15 maart 2002 verricht Harald Vogel de eindkeuring. Het keuringsrapport is integraal in het boek opgenomen, en meer dan dat. Vogel levert een uitvoerige beschouwing over het Anlooër orgel en de Noord-Duitse en Nederlandse orgelkunst in de zeventiende en de achttiende eeuw. „De volledige klavieromvang enerzijds en de gemodificeerde middentoonstemming anderzijds maken het in Anloo mogelijk zoveel uit het Noord-Duitse repertoire en dat van Bach te spelen -zonder muzikale compromissen- als op geen ander historisch orgel in Nederland of Noord-Duitsland denkbaar is”, schrijft Vogel. Dat betekent dat sommige toonsoorten getransponeerd moeten worden. In een bijlage wordt een hele rij voorbeelden genoemd.
Vogel is lovend over het resultaat dat Van Eeken in Anloo heeft neergezet. Toch heb ik een vraag bij wat je zou kunnen noemen een geluk bij een ongeluk. Ik bedoel de brand waarbij veel oud pijpwerk is verloren gegaan. Hierdoor werden de werkzaamheden in Anloo wat de pijpen betreft dus een reconstructieproject. En dan komt het. Vogel schrijft: „Daarmee werd in zekere zin het karwei eenvoudiger, omdat men bij een reconstructie consequenter te werk kan gaan in de geest van het origineel dan bij de restauratie van een sterk gewijzigd geheel.” Ik vraag me af of dat zo is.
Terecht spreekt Vogel vervolgens van een geslaagde reconstructie, waarbij voor het eerst weer het gieten van pijpmateriaal op zand kon worden toegepast. Daarbij is de oude klanksituatie overtuigend benaderd. Dit mag met recht een voortreffelijke prestatie in de hedendaagse orgelbouw genoemd worden en een sprekend voorbeeld voor de richtinggevende methode van procesreconstructie in de toekomst.
Ambachtelijke werkwijze
Henk van Eeken beschrijft in het boek de aspecten van procesherhaling. Die biedt de beste waarborg om de uiteindelijke (oorspronkelijke) klank, die het resultaat is van een complexe interactie van vele factoren, zo veel mogelijk te benaderen. „Een nieuwe stap op de weg naar een klank die zo goed is als oud”, aldus Van Eeken. Voor tal van aspecten heeft hij dankbaar gebruikgemaakt van uitgebreide en diepgaande studie aan alle relevante Schnitger-orgels die in het kader van het North German Organ Research Project van het Göteborg Organ Art Center aan de universiteit van Göteborg is uitgevoerd.
„Henk van Eeken heeft een prachtig en duurzaam werk gemaakt, waarbij de materiaalkeuze en de zorgvuldige ambachtelijke werkwijze volgens de vroeg achttiende-eeuwse esthetiek aanleiding geven tot de beoordeling, dat hier het hoogste internationale niveau is bereikt”, aldus Harald Vogel in zijn keuringsrapport.
Met name de intonatie van het oude en gereconstrueerde pijpwerk noemt hij een uitnemende prestatie. „Het Anlooër orgel heeft het oude klankbeeld teruggekregen. Daardoor is de rol van dit orgel in de Schnitger-traditie beter te verstaan.” Het resultaat van procesreconstructie en een kernsteekloze intonatie van het pijpwerk hoort Vogel in een klankversmelting van alle registertypen „die kenmerkend is voor oude orgels en in de moderne orgelbouw gemist wordt.”
In een tiental bijlagen zijn oude en nieuwe documenten opgenomen. Een voortreffelijke uitgave rond een magnifieke restauratie van een prachtig instrument. „Altijd heeft de prioriteit gelegen bij de kwaliteit van de restauratie. Derhalve is men in Anloo bereid geweest om flexibel met deadlines om te gaan”, aldus Panman.