Zelfonderzoek
Zeer ernstig en nadrukkelijk zijn de woorden waarmee de profeet het zondige Joodse volk tot boete en bekering roept, opdat ze in hun kwaad niet zullen omkomen. Daarom zegt de profeet hun in Zefanja 2:1: „Doorzoek u zelf nauw, ja doorzoekt nauw, gij volk, dat met geen lust bevangen wordt!”
Hieruit leren we dat er niets noodzakelijker is dan kennis van onszelf. En verder dat die kennis de deur opent om die te betrachten en te beminnen. Hoe hoognodig de kennis van onszelf is, geeft de tekst aan het begin weer: „Doorzoekt u zelf nauw…” Daarna wordt krachtiger aangedrongen door een herhaling. Een en andermaal wordt er geklopt op de deur van het hart, opdat ieder zou besluiten dat het hoogstnoodzakelijk is zijn ziel te openen en deze vermaning van de Heere binnen te laten. Wat hebben wij nog meer bewijs van de waarheid nodig als wij ons geweten tot getuigen roepen?De heidenen hebben bij het licht van de natuur deze spreuk mogen lezen: „Ken uzelf.” En omdat de mens gezondigd en door de zonde zich ellendig gemaakt heeft, is het noodzakelijk dat hij zichzelf als zo’n ellendige leert kennen. Wat de profeet ook te verstaan geeft als hij daarbij doet: „Gij volk, dat met geen lust bevangen wordt!”
Matthaeus Jorna, predikant te Makkum (”Klare spiegel der zaligen en rampzaligen”, 1686)