Voor en achter de regeringstafel
Het was een woelige week aan het Binnenhof. Een minister kreeg een halve motie van afkeuring gepresenteerd, maar dat leidde tot het vertrek van een van de indieners. Vervolgens viel onverwacht en op één en dezelfde dag het besluit een enquête te gaan houden en een ander gevoelig dossier nog voor de Kerst af te raffelen. En alles hangt met alles samen. De schaduw van de verkiezingen hangt zwaar boven het Binnenhof.
Hij leek op weg naar een nieuw hoogtepunt in zijn twaalfjarige carrière aan het Binnenhof. PvdA-kamerlid Van Gijzel bracht de kwestie van de bouwfraude in de publiciteit en stelde samen met zijn CDA-collega Leers een motie op waarin zij minister Korthals van Justitie stevig aanpakten vanwege een schikking die het openbaar ministerie met drie van de fraudeurs had getroffen. Op de televisie kondigde Van Gijzel aan dat hij niet zou wijken.
Het liep anders. De volgende dag was hij zijn woordvoerderschap al kwijt. En nadat een weekeinde van overleg niets had geholpen, maakte hij dinsdag zijn vertrek als kamerlid bekend. Omdat, zo zei hij, zijn fractievoorzitter Melkert hem niet onvoorwaardelijk vertrouwde en hem niet toestond het kabinet vanuit de beste dualistische tradities tegemoet te treden. Van Gijzel weg, Korthals gered.
Vervolgens had de coalitie nog een ander vlekje weg te poetsen: dat hinderlijke ESF-dossier, over dat misbruik van Europese subsidies dus, waarvan Melkert in zijn periode als minister van Sociale Zaken meer moet hebben geweten. Als tegenprestatie voor het ontzien van minister Korthals schaarde de VVD zich aan de zijde van de PvdA om Melkert uit de problemen te helpen. In een procedurevergadering drukten zij samen door dat het slotdebat over de ESF-affaire nog voor de Kerst zal worden gevoerd en dat de spreektijden daarbij zullen worden gehalveerd. Woedend verliet D66 de zaal en tekende de voltallige oppositie, inclusief de SGP, protest tegen de gang van zaken aan.
Over het strand
Vervolgens moest de PvdA haar gezicht ook publiekelijk nog redden. Want in de beeldvorming was Van Gijzel toch de held, de volksvertegenwoordiger pur sang die het voor de gedupeerde belastingbetaler had willen opnemen, maar bakzeil had moeten halen toen de fractievoorzitter de belangen van de coalitie net iets zwaarwegender vond. En dus diende de PvdA samen met het CDA een motie in waarin de Kamer om een enquête vroeg om „de onderste steen boven te halen” in de bouwfraudezaak. Daar had iedereen het toen over. Van Gijzel wandelde eenzaam over het strand, al weer bijna door iedereen vergeten.
Dat Van Gijzels naam niet zo heel lang in het collectieve geheugen van de Binnenhof-bevolking zal blijven hangen, is niet eens zo heel erg. Hij maakte er wel een mooi verhaal van: hij vertrok, zei hij, omdat hij „het beschermen van het kabinet en/of een minister als vooropgesteld doel” vanuit zijn positie als parlementariër „niet verdedigbaar” vond. Maar Van Gijzel is geen held van het dualisme. De werkelijkheid is dat hij een onmogelijke motie indiende –waarin hij de minister van Justitie met droge ogen vroeg tegen zichzelf in beroep te gaan–, daarna op ramkoers ging liggen, zijn frustraties over eerdere akkefietjes en een lage plaats op de PvdA-kandidatenlijst vervolgens de vrije loop liet en tot slot de rekening opmaakte. Het vertrek van deze volkstribuun is geen gemis: het fungeren als doorgeefluik van volksemoties is immers wat anders dan op een verantwoorde manier het ambt van volksvertegenwoordiger uitoefenen.
Niet vermengen
Wat wel erg is, is dat de kamerfracties dezer dagen al zo druk zijn met de komende verkiezingen, dat het politieke leven volledig in het teken staat van crisismanagement en verbeten pogingen de coalitie koste wat kost te laten voortbestaan. Op de dag van Van Gijzels vertrek werden in de Oude Zaal van de Tweede Kamer toevallig twee boeken gepresenteerd. Die bijeenkomst was een lofzang op het dualisme. Zo riep een van de sprekers (het was oud-VVD-senator Wiegel) in herinnering dat een jonge minister van Economische Zaken, Zijlstra, eens –kort na zijn aantreden– de fractievoorzitter van zijn ARP in de Tweede Kamer, Schouten, op zijn ministerie had ontvangen. Zijlstra sprak toen de hoop uit op een goede samenwerking. Maar Schouten antwoordde: „Excellentie, u zit achter de regeringstafel en ik ervoor. Die verantwoordelijkheden wil ik niet vermengen.”
De huidige praktijk is van dit principe wel erg ver verwijderd geraakt. Natuurlijk kan men tegenwerpen dat in een land als het onze, waar kabinetten altijd door coalities worden gevormd, overleg en afspraken nodig zijn en het dualisme nooit kan floreren. Maar in de huidige politieke cultuur is die nood tot een deugd verheven, met als gevolg dat de onvrede daarover steeds meer ruimte biedt aan een protestpartij als Leefbaar Nederland. Ironisch genoeg is juist de onverwacht snelle opkomst van Pim Fortuyn de reden dat veel politici zo bezorgd zijn over de verkiezingen van mei volgend jaar.