Vertroosten
„Zalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden.” Mattheüs 5:4
Christus noemt, na de armen van geest, direct de treurigen in de tweede plaats. Zij treuren over de gevolgen van de zonden. Dat zijn de vaderlijke tuchtigingen waarmee God de Zijnen oefent om hen van de zonden af te houden en voor de eeuwige straf te behoeden. Daarom zou men de tranen die over de zonden gestort worden, dodelijke tranen mogen noemen. Het zijn tranen waarin de zonde smoort en sterft. Zij mogen ook een water des levens genoemd worden, waarbij ons leven in Christus zijn groei verkrijgt.Gelijk de zonde de oorzaak van alle kwaad is, brengt het treuren de oorzaak van alle gelukzaligheid weer aan, namelijk de gunst van God, die beter is dan het leven. De treurenden zijn immers de gunstelingen van de Heere. Hun zuchten zijn voor Hem niet verborgen en hun tranen zijn dierbaar in Zijn ogen. Wij mogen ze wel vergelijken bij kostelijke parels en juwelen die beide kostelijk zijn. Iemand uit de wereld omhangt zich met parelsnoeren, maar is zo schoon als een kind van God voor de hemel is, wanneer de parels van zijn tranen in zijn aangezicht gezien worden.
Toen de koning Hizkia met tranen in zijn ogen om genade smeekte, zag God eerst die tranen om zo te spreken en werd bewogen om zijn leven weer te geven, toen de dood hem was bekendgemaakt. Want de Heere antwoordde: „Ik heb uw gebed gehoord.”
Matthaeus Jorna, predikant te Makkum (”Klare spiegel der zaligen en rampzaligen”, 1686)