Leven van genade
”Reformatorisch leven in deze tijd” heet het nieuwe boek van dr. C. A. van der Sluijs. Het gaat over gereformeerde spiritualiteit: hoe beleeft een reformatorisch christen het geloof - in kerkdiensten, bij de bediening van sacramenten, in het gebed, het alledaagse leven, de ontmoeting met andersdenkenden, de dagelijkse bekering, de verwachting van de toekomst? Een licht-poëtisch boek is het geworden, waarin de tekst wordt afgewisseld met citaten uit romans en gedichten. „De rationele beschrijving schiet altijd tekort, het gaat om het belijdend uitzeggen van wat Gods genade in mensenlevens doet.”
Zijn nieuwe boek is bedoeld, schrijft de auteur in zijn voorwoord, als tegenbeeld van ”Gereformeerden zonder God” (1999). Negen jaar geleden wees de hervormde emeritus predikant de gereformeerde gezindte al op de gevaren die haar ter linker- en ter rechterzijde bedreigen: aan de ene kant een verstarren in uiterlijke vormen, aan de andere kant een arminiaanse zelfwerkzaamheid. „Toch is ”Gereformeerden zonder God” geen negatief boek. Ik vind het heel verdrietig dat het goud van de Reformatie en het goede van het leven met God worden verdonkerd. Vanuit die diepe teleurstelling heb ik willen aanwijzen wat het niet is - maar daar zit een stuk bewogenheid achter. Het lijkt soms of de gereformeerde gezindte nauwelijks nog weet wie God is en wat genade is. Daarom heb ik eerst geploegd, met het oog op een stuk ontdekking.Maar deze keer wil ik verder gaan en ook de positieve kant laten zien. Dat was ook een stuk therapie voor mezelf. Ik heb de neiging om zeer kritisch te zijn, maar dat is toch niet mijn léven. Die positieve beschrijving van hoe het wél kan en mag zijn, dat is het eigenlijke werk, dat heeft heel m’n hart, daar leef ik in.”
In uw boek zet u het postmoderne en het reformatorische denken naast elkaar. Hoe kunnen die twee in gesprek raken?
„Het gesprek zal ten diepste getuigenderwijs, belijdenderwijs moeten plaatshebben - op een werkelijk bevindelijke wijze, zodat je er vol van bent en de ander door jou heen Christus hoort en ziet. Het louter rationele gesprek schiet aan alle kanten tekort. Dat kan ook niet anders: hoe kan een levende communiceren met een dode?
Probleem is wel dat we in de gereformeerde gezindte bijzonder cultuurarm zijn, we hebben weinig literatuur, muziek, kunst. Dat betekent dat ons het instrumentarium ontbreekt om de ons omringende cultuur te kennen en te proeven, veel van het levensbesef van de eigentijdse mens ontgaat ons. En dat heeft tot gevolg dat we vaak evangeliseren over de hoofden heen.”
Daarom leest u veel moderne literatuur - dat doet niet iedere predikant.
„Ik zal dat ook niet zomaar iedereen aanraden. Je moet gekwalificeerd zijn, op z’n minst door Gods genade. Niet iedereen heeft dezelfde taak en roeping van Godswege. Maar wie getuigen wil naar de geseculariseerde mens toe, moet de context kennen. Ik hoef niet naar de bioscoop of naar een bordeel, ik hoef me niet in het uitgaansleven te storten, maar via literatuur kan ik toch indringend kennisnemen van deze wereld. Je bent erbij, maakt het in zekere zin mee, om dan te ontdekken: door genade alleen is mijn leven daar niet, mijn hart houdt het heimwee naar boven.
Daar komt bij dat moderne literatuur ook een ontdekkende, een sanerende functie heeft naar onszelf toe. De eigentijdse mens, die in moderne literatuur aan het woord is, zie ik ver weggestopt ook in onze kerken zitten, onder een heel reformatorisch omhulsel. Reformatorische mensen zijn ook eigentijds, maar ze weten het niet. Moderne literatuur kan behoorlijk grof en vuil zijn, maar in het verborgen is er ook in de gereformeerde gezindte van alles aan de hand. Dat scherm moet weggehaald, de vraag moet gesteld: weet je wie je bent, voor Gods aangezicht? Uiteindelijk helpen de dijken van rechtzinnigheid en keurigheid niet.
Als dat door ons hart heen gaat, die verzoening met God, die rechtvaardiging van de goddeloze, dan merk je dat je van nature waarachtig niet beter bent dan de geseculariseerde mens. Al weet je en doe je door genade wél anders en beter. Pas vanuit echte solidariteit met de ander kun je getuigen wie God voor je is. Je moet weten wie die ander is en waar hij zich bevindt, zodat hij voelt dat je ’t begrijpt. Denk aan de Goede Herder, die dat ene verloren schaap gaat zoeken totdat Hij het gevonden heeft. Hij zegt niet van meters afstand: Kom eens hier, ondeugend schaap! Nee, Hij buigt zich neer en neemt het op Zijn schouders en draagt het naar huis.”
U citeert niet alleen moderne romans, maar ook allerlei liederen uit de kerkelijke traditie - van Datheen tot het Liedboek.
„Daarmee wil ik de gemeenschap met de Kerk van alle eeuwen benadrukken, loskomen van onze hedendaagse kerkelijke structuurtjes. Ik spreek graag over de gereformeerde gezindte, de kerk van de Hervorming in haar gebroken vorm. Binnen de gereformeerde gezindte is sprake van een grote verscheidenheid, maar die verschillen vallen niet samen met de verschillen tussen kerkgenootschappen.
Ik ben hervormd, maar ik kan me zeer verwant voelen met christelijk gereformeerde predikanten. Ik had ook veel affiniteit met een oud gereformeerde prediker als ds. Van der Poel. Geen exegeet, maar zo origineel… Vroeger had je van die bijzondere mensen die het leven met God eenvoudig uitleefden en voorleefden. Wat een confectie hebben we dan, zeg, vandaag de dag - en dat komt doordat de doorleefde confessie ontbreekt.”
Wat is voor u de kern van reformatorische spiritualiteit?
„De ijkpunten blijven de drie sola’s van de Reformatie: alleen de Schrift, alleen de genade, alleen het geloof. Alles wat samenwerking tussen God en mens nastreeft, is niet van God. De sola’s breken onze subcultuurtjes op, en zo kristalliseert zich de kerk uit, op het fundament van de apostelen en de profeten. Vandaag dreigt het gevaar dat we denken dat we voor het eerst kerk zijn. Maar we staan in de traditie van de Kerk der eeuwen, de grote gemeenschap der heiligen. En die wordt in stand gehouden bij God vandaan.
Vanuit het zien op Jezus word je een nieuwe mens, een nieuwe schepping. Daarna kan van Godswege het gesprek met de ander inhoud krijgen, als de Geest meekomt en die ander aanraakt. Je hoeft het niet zelf te doen, God zal het doen. Je hoort vandaag veel mensen zeggen dat ze willen groeien in hun geloof, maar in feite is dat on-Bijbels. Het gaat niet om groeien in je geloof, maar om opgroeien in de genade en kennis van Christus. Dát is het werk van de Geest: Christus centraal stellen, en niet de geestesgaven op zichzelf.”
U beschrijft de idealen van het christenleven. Hoe is het mogelijk om dwars door de gebrokenheid van kerkelijke situaties en discussies heen die onzichtbare werkelijkheid te blijven zien?
„Tallozen in onze gezindte hebben er geen oog voor, hebben genoeg aan de buitenkant. Maar we moeten niet blijven hangen in uiterlijke dingetjes, niet denken vanuit de diverse kerkelijke situaties, maar spreken als lid van die ene Kerk. Vanuit het beleven van deze dingen wordt je blik door genade totaal anders, wordt je hart vervuld van het zien van Gods heerlijkheid. Het is het heimwee naar boven dat je gaande houdt.
Maar o, die oude mens. Het is rooms om te denken dat die oude mens langzamerhand gesaneerd wordt: 70 procent nieuw en 30 procent oud, of zelfs 90 procent nieuw en 10 procent oud. Maar een christen blijft voor 100 procent oud, en tegelijkertijd -alleen door genade- voor 100 procent nieuw. Dat is Kohlbrugge: ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde. Vandaag wordt maar al te vaak de rechtvaardiging van de vrome gepreekt, maar Gods Woord heeft het over de rechtvaardiging van de goddeloze. Die vreselijke derde weg… We zullen het nooit zo zeggen, maar intussen is het wél onze praktijk. Er zijn maar twee wegen: óf we gaan naar God toe, óf we gaan van God af.”