Op de bres voor godsdienstvrijheid in Israël
JERUZALEM - Christenen en Messiasbelijdende Joden in Israël lopen het risico te worden gediscrimineerd door het ministerie van Binnenlandse Zaken. Het ministerie zocht bij een aantal van hen een reden om het staatsburgerschap in te trekken en weigerde bij anderen diensten te verlenen. Internationale christelijke organisaties hebben problemen met het verkrijgen van visa voor hun werkers. Ze richten zich vaak tot de Jeruzalemse advocaat Calev Myers, die zich inzet voor de godsdienstvrijheid in Israël.
Myers immigreerde zelf in 1992 vanuit Amerika naar Israël en studeerde rechten aan de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem. Hij is partner van het advocatenkantoor Yehuda Raveh & Co. in de rijke Rehaviawijk in Jeruzalem en werkt vooral voor bedrijven. In 2004 richtte hij het Jeruzalem Instituut voor Gerechtigheid op. Het doel is de burgerrechten, godsdienstvrijheid en sociale gerechtigheid in Israël te bevorderen.Zijn instituut verleent of verleende rechtsbijstand aan 186 christenen en Messiasbelijdende Joden die in de problemen raakten. Ze werden volgens hem het slachtoffer van de propaganda van radicale, ultrareligieuze groeperingen die zich ten doel stellen zending te verhinderen en die contacten hebben met het ministerie van Binnenlandse Zaken, dat de burgerregistratie verzorgt.
In vijftien gevallen stapte hij naar de rechtbank. Zijn bureau loste de overige kwesties op door brieven te schrijven en te spreken met ambtenaren en andere betrokkenen. „We proberen zo veel mogelijk op een vriendelijke manier te werken en confrontaties zo veel mogelijk te voorkomen.”
Staatsburgerschap
Myers begon met belangenbehartiging voor leiders van Messiaans-Joodse gemeenten die problemen kregen met het ministerie van Binnenlandse Zaken. Leden van antizendingsgroepen drongen door in de gemeenschappen en verzamelden namen van en informatie over de leiders. Ze schreven brieven naar het ministerie, met het verzoek het staatsburgerschap van deze mensen in te trekken omdat ze een gevaar zouden vormen voor de staatsveiligheid.
Myers vertelt dat het ministerie van Binnenlandse Zaken in slechts twee gevallen bevoegd is het staatsburgerschap af te nemen. Dat is als iemand een zeer ernstige misdaad pleegt tegen de veiligheid van de staat -zoals spionage- of als iemand foute gegevens opgeeft bij de immigratieprocedure.
Het ministerie van Binnenlandse Zaken sommeerde in de afgelopen tweeënhalf jaar zeker zes Messiasbelijdende Joden op een kantoor te verschijnen voor een verhoor. Een immigrant uit Rusland bijvoorbeeld emigreerde als seculiere Jood naar Israël. In Israël kwam hij tot geloof en nu is hij voorganger van een Joodse Messiasbelijdende gemeente. Het ministerie vroeg hem of hij al gelovig was op het moment dat hij naar Israël kwam. Het antwoord op deze vraag is essentieel.
De wet op terugkeer bepaalt namelijk dat iemand mag immigreren als hij of zij een Joodse moeder heeft, tenzij hij of zij van godsdienst is veranderd. In de praktijk is deze regel alleen toegepast op Joden die in Jezus geloven en niet op Joden die bijvoorbeeld een sekte of een oosterse godsdienst aanhangen. Voor de wet is iemand Joods als hij of zij een Joodse moeder heeft, tenzij de persoon van religie is veranderd. Iemand die een Joodse vader heeft, is niet Joods.
Het is niet voorgekomen dat het ministerie erin slaagde mensen het staatsburgerschap af te nemen vanwege hun geloof, maar het heeft wel geweigerd het staatsburgerschap te verlenen aan Joden die in Jezus geloven.
De wet op terugkeer geeft ook niet-Joden de kans te immigreren als ze een Joodse vader of een Joodse grootouder hebben of met een Jood getrouwd zijn. Juist dan doen zich de problemen voor. Myers: „Ik heb veel klanten die een Joodse vader hebben. Hun religie is niet van belang voor de wet op terugkeer. Ze immigreren niet als Jood, maar als een afstammeling van een Jood. Maar ze zijn toevallig betrokken bij de Messiaans-Joodse beweging. Het ministerie zegt dan: Als je tot een messiaanse gemeente behoort, kun je niet naar Israël emigreren. Dat is meedogenloze en illegale discriminatie.”
In april vertegenwoordigt Myers bij het hooggerechtshof tien gevallen, waarbij het ministerie van Binnenlandse Zaken geen staatsburgerschap wil verlenen aan mensen die in Jezus geloven, een Joodse vader hebben en als niet-Jood naar Israël willen komen op basis van de wet op terugkeer. Sommigen zijn al in Israël en wachten op het staatsburgerschap, anderen verblijven nog in het buitenland.
Myers heeft verder te maken gehad met ongeveer vijftig gevallen waarin het ministerie de dossiers markeerde met ”afwijzing van dienstverlening”. Het ministerie weigert dan diensten te verlenen zoals het verstrekken van identiteitskaarten, geboortebewijzen, paspoorten en -als het buitenlanders betreft- visa.
Vrijwilligers
Grote pro-Israëlorganisaties die al twintig tot veertig jaar in Israël humanitair werk verrichten, hebben ook problemen. Ze verrichten hun werk in samenwerking met het ministerie van Arbeid en Welzijn en helpen bijvoorbeeld nieuwe immigranten en overlevenden van de Holocaust.
Myers: „Het ministerie van Binnenlandse Zaken probeert het aantal medewerkers van deze organisaties te verminderen. Het wil dat de vrijwilligers voor maximaal drie jaar of vijf jaar blijven. Dan moeten ze weg en door iemand anders worden vervangen. Ze willen niet-Joden niet als permanente inwoners van Israël. Als mensen de taal hebben geleerd, de cultuur kennen en alles kunnen wat nodig is om effectief te zijn, moeten ze opeens weg. Ze staan aan het hoofd van de organisaties en als ze hun werk onder de knie hebben, moeten ze weg. De organisaties worden dus keer op keer onthoofd. Het is een constant gevecht om de mensen hier te houden.”
Myers kent een Palestijn die als evangelist onder moslims van terreurorganisaties op de Westelijke Jordaanoever werkt. Hij woont in Oost-Jeruzalem en heeft dus op grond van de wet het recht het Israëlisch staatsburgerschap aan te vragen. „Hij gaat de bezette gebieden binnen, verkondigt het Evangelie en slaagt erin islamitische anti-Israëlische militanten te veranderen in pro-Israëlische christenen. Hij vroeg vervolgens het Israëlisch staatsburgerschap aan. De reactie luidde: „Sorry, dat gaat niet, want je hebt contact met terreurorganisaties.” Hij antwoordde: „Dat is zo, maar ik verkondig daar het Evangelie, zodat ze hun wapens neerleggen en stoppen tegen Israël te vechten.””
Myers’ Instituut voor Gerechtigheid neemt het initiatief voor humanitaire projecten om de armen in Israël te helpen. De sponsors zijn vooral evangelische christenen. Zijn organisatie geeft hulp aan ziekenhuizen, verstrekt voedselpakketten tijdens Pesach en schoolmaterialen aan het begin van het nieuwe schooljaar. „We willen niet de indruk wekken dat we alleen maar negatief zijn. We houden van onze natie en ons volk. We willen zorgen voor alle mensen die hulp nodig hebben - ongeacht hun godsdienst.”