Eer helden met gepaste trots
Moderne historici moeten weinig hebben van heldenverering. Toch verdienen mannen die veel hebben betekend voor Nederland een erepositie, stelt dr. Ronald de Graaf. Helden laten zien hoe gewoon de middelmaat is.
In één week werd ik tweemaal met helden en antihelden geconfronteerd. Op 28 februari pleitte NIOD-directeur Marjan Schwegman in de Marinus van der Lubbelezing voor het aandacht geven aan de verzetshelden uit de Tweede Wereldoorlog, terwijl in het maartnummer van Historisch Nieuwsblad de vraag werd gesteld: ”Pleegde Willem van Oranje oorlogsmisdaden?”Wat moeten we met onze helden aan? Mag het een onsje minder (zoals HN wil) of is het tijd voor gepaste trots? Ik pleit voor het laatste.
In het kort redeneert Schwegman als volgt. Doordat we terecht aandacht hebben besteed aan de slachtoffers uit de oorlog en we liever niet te lang stilstaan bij het feit dat de meeste landgenoten helemaal niet dapper waren, voelen we verlegenheid bij de helden en heldinnen. Temeer omdat die heldinnen en helden vaak ijdele, autoritaire persoonlijkheden waren, roekeloos waren, drugs gebruikten en wat dies meer zij. Gevolg: wie kent nog, behalve Johannes Post en Hannie Schaft, Gerrit Jan van der Veen en Reina Prinsen Geerlings? Buiten de muren van het NIOD geen mens.
Dit komt vooral door historici, die van ”debunking” houden, het aan flarden schieten van imago’s. Dat doen ze door juist in te zoemen op het privéleven van helden en hun karaktereigenschappen, misstappen en jeugdzonden. Zij huiveren voor foute imago’s, die tot heiligenverering leiden, terwijl de mens achter de held allerminst verering verdient.
Dat laatste was ook de strekking van het artikel in Historisch Nieuwsblad, toen serieus werd ingegaan op de vraag of Oranje eigenlijk geen genocide pleegde. Of we zwijgen over helden, of we herinneren ons vooral de rottigheid. Het is deze zelfde schijnbare correctheid en terreur van de Gleichformigkeit (gelijkvormigheid) die maakt dat in het onderwijs veel meer aandacht uitgaat naar zwakkere kinderen dan naar excellente leerlingen.
Nodig
Toch hebben de debunkers op het eerste gezicht gelijk. Volgens Lucy Hughes-Hallett in haar boek ”Heroes” uit 2004 zijn helden „verheven boven morele beoordeling en constitutionele controle.” De meeste helden zijn rebellen, vervuld van een heroïsche woede. Ze bezitten vaak een bedwelmende charme, hun persoonlijkheden zijn onweerstaanbaar en ondergeschiktheid kennen ze niet. Sommige helden zijn deugdzaam, andere niet. Zij stelt vast dat een held geen voorbeeldfunctie heeft en dat heldenverering zowel terroristen als hun bestrijders inspireert.
Gelukkige landen als Nederland hebben geen helden nodig. In 2001 stond de dag na 9/11 een groep mensen op Ground Zero in New York met het spandoek ”We Need Heroes Now” en daarmee is alles gezegd. Pas als het oorlog is, komen de zwakkeren en de dapperen aan het licht. Een land dat naar helden uitziet, is niet te benijden, want daar wordt gevochten. Zoals bij ons na 1565 en 1940. Dus Marjan Schwegman heeft iets uit te leggen, want de enige oorlog die wij in Nederland kennen is voetbal, of ze moet de ISAF-militairen in Uruzgan op het oog hebben?
Herstel
Als lerarenopleider voor basis- en voortgezet onderwijs pleit ik voor heldenherstel. Helden verhelderen ons inzicht in de eigen tijd. Juist door les te geven over Johannes Post of Willem van Oranje laat je zien hoe gewoon de middelmaat is.
Onze helden (Potter, Van Basten, BlØf) zijn geen helden, maar slechts idols in de muziek, de sport, de media, die in enkele decennia weer vergeten zijn. De functie van idols is het doorbreken van de saaiheid van het leven, meer niet.
Ten tweede laten helden zien dat wat het zwaarste is, ook het zwaarst weegt. Hoe groter de onderdrukking en het onrecht, hoe feller zij zich verzetten. Zonder de helden uit de Tachtigjarige Oorlog was er geen Republiek geweest en geen gouden eeuw en zonder de helden van Omaha Beach had een pro-Duitse censor dit opinieartikel geweerd.
Juist het vak geschiedenis kan niet zonder helden. Ik probeer het aan te tonen naar analogie. Een held verhoudt zich tot zijn eigen tijd als de zomervakantie tot een jaar werken. Een held is het enige meesterwerk op een middelmatige tentoonstelling, hij is de ene grap die de avond goed maakt. Hij maakt het vak geschiedenis boeiend, al die anderen slechts nuttig. In leerlingentaal: die anderen zijn saai, hij is de fun.
Geen verlosser
Maar ik plaats wel een kanttekening. Helden moeten niet onmatig worden vereerd en daarvoor is het nodig dat er debunkende historici zijn. Hoe onzinnig ook, de discussie over de genocide en Oranje moet worden gevoerd.
Het is goed te bedenken dat helden in de Bijbel doorgaans elitesoldaten zijn. Zij staan alleen in het Oude Testament vermeld en van de meeste kennen we de namen niet. Dat hoeft ook niet. Een held is geen verlosser.
Maar of de held nu Post heet of de Onbekende Soldaat is gebleven, hij tilt met zijn leven ons eigen bestaan naar een hoger plan. Of, in de woorden van Hughes-Tallett: „Helden doen ons manieren aan de hand om na te denken over onze sterfelijkheid.”
De auteur is verbonden aan de Christelijke Hogeschool Ede en schreef ”Oorlog, mijn arme schapen. Een andere kijk op de Tachtigjarige Oorlog 1565-1648”.