Bidden
„Bidt, en u zal gegeven worden.”
Lukas 11:9Wat zijn er toch veel luie bidders in de christelijke gemeente, zo harteloos. Wat een bidders uit sleur en gewoonte. Wat een bidders die niet menen wat ze begeren, en die liever willen missen dan ontvangen. En zijn er toch bidders met schijnbaar bevindelijke woorden, met een uiterlijk vertoon van ernst? Och, men heeft geen werkelijke bevinding van wat men zegt en brengt alleen maar klanken voort waarvan men de kracht zelf niet verstaat.
O, als het dan zo met ons gesteld is, wat zijn wij dan ongelukkig. Zijn wij vreemd aan het goede werk Gods? Och, rampzalig is onze staat, want wij missen het ware geloof. Wij zijn dan, geliefden, buiten Christus, en Hij alleen is de weg naar de hemel. Laat dat eens op uw hart wegen en bid God dat Hij het goede werk ook in u beginnen zal. Laat het uw bidden worden: „Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in het binnenste van mij een vaste geest.”
Tot de oprechten, die kennis hebben aan dit goede werk dat God in u begonnen heeft, zeg ik het volgende: Erken uw groot voorrecht. Er was niets in u wat God bewoog. U was net zo boos en verkeerd als alle andere mensen. Heeft hij het goede werk in u begonnen, geloof dan dat Hij het ook zal voleinden. Tracht het dan voortgezet te krijgen onder het naarstig gebruik van de middelen. Bid veel met Psalm 43: „Zend Uw licht en Uw waarheid, dat die mij leiden.”
Cornelis van Vollenhoven,
ziekentrooster te Amsterdam
(”De Waarheid in het binnenste”, 1759)