Filippensen 1:6O, hoe zalig zouden wij zijn, als dit goede werk ook in ons begonnen was. Wij konden dan ook vertrouwen, dat God het zou voortzetten en „mogelijk” zou u zeggen, voleindigen. Ja, dit goede werk is, als ik mij niet bedrieg, ook in mij begonnen. Is het waar? Ik wens u geluk er mee. Ja, u kunt geen groter zaak bezitten dan dit.

Doch laten we u wat nader onderzoeken om niet met een ingebeeld werk tevreden te zijn en vragen of de Heilige Geest ons wil verlichten. Ik zal beginnen met het geloof en vraag u: Hoe komt u eraan? U hebt wel gehoord dat God het werkt, het is geen vrucht van onze eigen akker. Heeft God u ontdekt aan uw verloren staat en zag u toen dat u een snood hellewicht en een goddeloos zondaar was? Maakte dat u benauwd en bekommerd? Vielen al uw gronden weg en werd u de Christus onder het oog gebracht als de Algenoegzame en Gewillige om u te kunnen en te willen zaligen?

Zo u dit nog mist, u hebt dan het geloof niet. Waarlijk, dat tonen velen uit hun blindheid. Zij kennen zichzelf niet.

Ik wil u nog wat vragen. Wat kennen wij van de bekering? Zijn wij dood of levend? Op welke weg wandelen wij? Hoe velen tonen onder de naam christendom dat zij nog wandelen op de brede weg die naar het verderf leidt.

Cornelis van Vollenhoven,

ziekentrooster te Amsterdam

(”De Waarheid in het binnenste”, 1759)